Van de wagenschotzager Het Hert vermoedde Pieter Boorsma al dat hij identiek was aan Het Blauwe Hert achter het Botemakerspad. Omdat hij niet zeker van zijn zaak was rangschikte hij Het Hert apart, maar deze molen kan uit de lijst van Zaanse molens worden geschrapt. Op 23 augustus 1708 verkocht Dieuwer Dirckx, weduwe, en de voogd over het kind van Cornelis Hendriksz Maij de molen en het erf genaemt Het Blauwe Fortuyn in West-Zaandam achter het Botemakerspad aan Hendrik Dirksz Nomen . De naam Het Blauwe Fortuyn is een fout in de registratie van de schepenen van de Ambachtsheerlijkheid Westzanen. Het Blauwe Fortuin stond verder zuidelijk aan het Stickelpad, de latere Stationsstraat. Het Blauwe Hert dateerde al van 11 januari 1670 is waarschijnlijk een keer herbouwd.
Cornelis Hendriksz Maij werd in 1703 in een assurantiecontract als eigenaar van Het Hert genoemd. Dit was de enige vermelding van de molen onder deze naam. Onder zijn volledige naam – Het Blauwe Hert – werd de molen al op 11 januari 1670 gesignaleerd tijdens een veiling. Het was toen kennelijk al een oude molen, want er werd aangetekend dat hij van “zijn voetingh gehaald moest worden.” De sloopprijs daalde zo angstaanjagend, dat de eigenaar de veiling liet stoppen toen er op f. 230,- nog steeds geen afslag was.
Of het daarna gerestaureerd is of door een nieuwe molen vervangen is niet duidelijk, maar hij kwam weer herhaaldelijk in de stukken voor tot dat Het Blauwe Hert op 22 april 1744 in handen van Lourens Hooglander kwam. Deze sloper betaalde f. 775,- voor de molen en dat betekende het einde.