De snuifmolen De Jonge Hovenier werd omstreeks 1740 gebouwd. De molen stond ook – en zelfs beter – bekend stond als Het Halfje. De molen stond ten oosten van de Watering. Het toegangspad naar de molen liep over het erf van de pelmolen De Hoop of Zandkraai. De Jonge Hovenier stond dus in het noorden van het Westzijderveld bij Zaandam.
Het Halfje had een voorganger, die al in 1726 bestond, want in de molenlijst van de schaatsenrijders die Jacob van Sante, Jan Pouwelsz Bont en Cornelis P. Mens in de winter van 1726 opmaakten na een tocht door het Westzijderveld en de rest van de Zaanstreek, komt de molen voor.
Als eigenaar werd Jan Deugt genoemd. De drie schaatsenrijders, zelf eigenaar van molens, rangschikten Het Halfje onder de bovenkruier wagenschotzagers. Pieter Boorsma meldt in Duizend Zaanse Molens, dat Deugt zijn bovenkruiertje al in 1724 liet verplaatsen naar Koog aan de Zaan, maar dat klopt dus niet met de gegevens van de drie Zaandamse ooggetuigen uit de achttiende eeuw.
Na de verplaatsing werd een nieuwe molen gebouwd, die dezelfde naam als zijn voorganger kreeg. Op 8 januari 1748 werd Het Halfje genoemd bij een landverkoop en op 14 januari dook hij nogmaals op. Dit keer om te amoveren, zoals slopen toen zo fraai werd genoemd.
Het ging om de zeemleder volmolen van Jan Willemsz Rauchbaar, zeemplooijer van beroep.
Wie de molen kocht is niet duidelijk, maar tot sloop kwam het niet, want op 17 april 1754 verkocht de snuifkoopman Hendrik Duijn de molen aan Barend Venstra, die er 4250 gulden voor betaalde. Er was toen dus absoluut geen sprake van een vervallen molen, maar van een ‘hechte en weldoortimmerde bovenkruier’, zoals dat in die dagen heette.
De molen stond voor f. 2,50 in de windpacht. Venstra betaalde 2250 gulden contant en kreeg voor de rest een hypotheek tegen een rente van drie procent per jaar.
Venstra zou tot zijn dood met de molen blijven werken.
Even zag het er naar uit dat Het Halfje op 6 mei 1807 aan zijn einde zou komen, toen er brand in de kap ontstond. Vermoedelijk was de as heet gelopen. De hele kap ging er aan, maar de brandweer slaagde er in de molen te behouden. Venstra was nog steeds eigenaar en liet de schade herstellen.
Op 2 oktober 1810 Jan George Helman voor slechts f. 478,13 eigenaar van Het Halfje of Jonge Hovenier. De verkoop vond plaats voor gezamenlijke rekening van de crediteuren van de nalatenschap van Barend Venstra. Willem Sommeling, secretaris van de Banne van Oostzanen was gemachtigde.
Dat was het laatste bericht dat over de molen werd gevonden en gezien de prijs was hij toen ook aan het einde van zijn latijn.