Op 24 april 1670 werd aan Jan Cornelisz Sevenhuijsen een windbrief afgegeven, die door Pieter Boorsma in Duizend Zaanse Molens werd toegewezen aan paltrok De Lindenboom.
Op 12 februari 1660 kreeg Jan Cornelisz een verbandacte voor een wagenschot veerzaagmolen met een windpacht van f. 1,- per jaar . Verbandactes konden pas worden uitgegeven, nadat de windbrief – de bouwvergunning was afgegeven – omdat in deze verbandactes de hoogte van de windpacht, de jaarlijkse belasting, werd vastgelegd. De hoogte van deze belasting was afhankelijk van het formaat en de capaciteit van de betrokken molen.
In 1708 werd door IJsbrand Engelsz uit Koog de molen De Jonge Lindenboom voor f. 150,- plus f. 50,- aan overneming van losse goederen verkocht aan Jan Cornelisz Huysman. De windpacht voor deze molen stond op f. 3,-, maar was op het moment van de verkoop volledig voldaan. Omdat er bepaald werd dat de verkoop plaats vond ‘onder voorwaarde dat deze molen moet worden afgebroken en daarna niet meer zal mogen malen’ hoefde Huysman geen nieuwe windpacht te betalen. De molen werd dus gesloopt en verdween voorgoed .
Deze was op dat moment al eigenaar van de molen De Lindenboom, die hij op 18 september 1698 voor f. 1050,- had gekocht van Claas Onderwater. Deze molen stond toen op een windpacht van f. 1,50. Dit was de Lindenboom, die tot 1804 in bedrijf bleef en steeds met een windpacht van f. 1,50 verkocht werd. Het moet een klein bovenkruiertje zijn geweest. (zie verder De Lindenboom).