De windbrief van De Jonge Timmerman werd op 27 januari 1729 verstrekt aan de Westzaandamse molenmaker Cornelis Barghorn. Deze bovenkruier balkenzager behoorde tot het type, waarmee het zwaarste hout kon worden gezaagd. De windpacht was daardoor hoog. Barghorn moest f. 12,- per jaar betalen, zoals bleek uit de verbandacte, waarin deze windpacht op 28 april 1729 door schout en schepenen van de Banne Westzaan werd vastgelegd.
De molen was overigens begin januari al in bedrijf, want op 3 januari sloot Barghorn voor f. 2375,- een verzekering tegen brand af. Hij kon toen tot het brandcontract, dat door notaris Quintijn van der Ven werd geadministreerd toe treden, doordat de oliemolen De Gooijer aan de Kalverringdijk tegenover Zaandijk was uitgetreden. Er werden in dit contract maximaal 39 molens van verschillende types toegelaten.
De Jonge Timmerman luisterde in de volksmond naar de naam De Teek en dat had alles te maken met het feit, dat hij in de onmiddellijke omgeving van de molens Het Jonge Schaap en Het Witte Schaap stond. De molen van Barghorn was te bereiken over via de Schapenpadsloot, waar hij ten zuiden van stond. De molen stond niet zo ver in het veld, want hij was nog ten oosten van de Zuiderwatering gebouwd.
Barghorn bleef lang met de molen werken. Hij was geen houthandelaar, maar een molenmaker met een grote reputatie. Hij bouwde onder andere de wagenschot-en balkenzager De Vrijheid, die op de westoever van het Westerkattegat stond. Dit was een bijzondere molen, omdat hij was ingericht als wagenschot-en balkenzager. De Vrijheid was de enige molen in de Zaanstreek, die zo werd ingericht. Later zou hij nog een dubbelganger krijgen bij Middelburg, die eveneens door Barghorn werd gebouwd. Deze molen werd volledig op zijn werf in Zaandam gemaakt en vervolgens in onderdelen naar Zeeland vervoerd.
Op dezelfde wijze bouwde hij een replica van de paltrok De Denneboom, die in het Westzijderveld bij Zaandam stond, in Nieuwendam.
Op 6 juni 1752 verzekerde Barghorn De Jonge Timmerman nog eens voor f. 2000,-. Negen jaar later verkocht hij de molen aan Claas Lourensz Louwe, die er op 21 mei 1761 f. 6000,- voor betaalde. Dit toonde wel aan dat de molen altijd zwaar onderverzekerd was.
Louwe bleef tot 20 mei 1790 met De Jonge Timmerman werken. Hij verkocht de molen toen voor f. 9000,- aan Arent en Remmert de Vries & Comp.
Bij deze transactie was liefst 1589 roeden land inbegrepen. Uit de transportacte bleek dat dit land in het westen aan het Zilverpad grensde. Dit is tegenwoordig de zuidkant van de Gedempte Gracht. Mede door de grote stukken land, die bij de verkoop inbegrepen waren, was de prijs van de molen zo hoog.
In 1814 veranderde de molen weer van eigenaar. Toen vond de boedelscheiding van Pieter Corver plaats, waarbij Fred en Jan Dam de erfgenamen bleken. De molen werd toen op f. 5000,- getaxeerd.
De molen stond vlak bij De Grote Korf van Cornelis Corver van Wessem. Deze bovenkruier zaagmolen zou tot twee keer toe verbranden. Op 2 oktober 1866 was het voor de tweede mnaal zover. De molen was toen in eigendom bij de firma Weduwe Cornelis Corver. Directeur Cornelis Corver van Wessem besloot daarop De Jonge Timmerman, die ook aan de Schapenpadsloot stond, te kopen en naar het erf van De Grote Korf te verplaatsen. Ver hoefden de molenmakers niet te varen met de onderdelen van de molen, want het erf van De Grote Korf lag nauwelijks 150 meter verderop. De naam van de verbrande molen ging over op De Jonge Timmerman. In 1889 werd de derde Grote Korf gesloopt. De molen was toen nog steeds eigendom van de familie Corver.
Jonge Timmerman of Teek
Type molen: bovenkruier zaagmolen
Plaats: Westzaandam
Bouwjaar: 1729