Claas Baertsz kreeg op 28 april 1712 de windbrief voor mosterdmolen De Karper, die aan het eind van het Papenpad stond. Een half part in de molen werd op 20 mei 1729 door zijn weduwe en zijn erfgenamen verkocht aan Jan Haaring, die daar f. 537,- voor betaalde.
Wanneer deze molen verdween is niet duidelijk,maar in elk geval stond er in 1796 een andere molen. Dit keer een paltrok, die eveneens naar de naam De Karper luisterde. Dit was een paltrok, waarmee latten-en veren werden gezaagd. Veren waren dunnen latjes, die gebruikt werden om vloernaden te dichten.