In het testament van de weduwe Jan Cornelisz Nomen werd de paltrok De Kerfbijl, die ook naar de fraaie bijnaam Het Eendenhok luisterde, voor het eerst aangetroffen door Pieter Boorsma. Het document dateerde van 19 november 1728 en was tot nu toe het oudst bekende gegeven over deze molen, die vermoedelijk oostelijk van de Vaart achter het inmiddels verdwenen Ossepad stond. Dit pad lag net ten zuiden van het Hollandsepad in Westzaandam lag. Op deze grond werden later de fabrieken van Verkade gebouwd.
Maar in de winter van 1726 stelden Jacob van Sante, Cornelis P. Mens en Jan Pouwelsz Bont hun lange molenlijst met 534 namen op, tijdens een schaatstocht door de hele Zaanstreek. En op die lijst komt Het Eendenhok ook voor. De molen stond dus al bijna twee jaar eerder aan de Vaart. In het testament van de weduwe Noomen werd overigens toch over de ‘nieuwe zaagmolen genaamd De Kerffbijl’ gesproken.
De weduwe Noomen was Aafje Claas Stoffels. In 1732 overleed zij. Zij liet een kapitaal van f. 15.212:15: 8 na aan haar kinderen, die niet met name werden genoemd. De Kerfbijl met zijn erf van 238 roeden maakte deel uit van de boedel, maar de waarde van de molen werd niet genoemd in de staat van inventaris. Wel lag er op het erf nog een voorraad hout, ter waarde van f. 659: 2:-, die nog niet betaald was aan de leveranciers .
De molen stond vlakbij De IJpenboom, een bovenkruier balkenzager, die in november 1737 ook aan de kinderen van wijlen Thijs Jansz Noomen behoorde. De eigenaren van De Kerfbijl hadden vrij overpad over het erf van De IJpenboom.
De molen zou standhouden tot 5 februari 1746, toen in het verzekeringscontract werd genoteerd dat De Kerfbijl voor afbraak was verkocht. De kinderen van Thijs Jansz Noomen stonden toen nog steeds als eigenaren in het contract. Lourens Hooglander werd in 1737 eigenaar voor f. 525,-. Deze bekende molensloper nam de voorhamer echter niet zelf ter hand, maar verkocht De Kerfbijl voor f. 587,- aan zijn collega Klaas Rol.