De schilder van het naambord van de bovenkruier balkenzager De Kersenboom in Westzaan koos voor boom, die rijkelijk voorzien was van bloesem. Zo zelfs dat het leek of er een deken over de boom lag. Vandaar de bizarre bijnaam van de Kersenboom: de Wattendeken. In de volksmond werd dat overigens ook weer afgekort tot De Wat.
De molen stond aan het Zuideinde in het Westzijderveld ten noorden en op enige afstand van de Pronkersloot. Daar zwaaide hij zijn wieken al vanaf 1700. Op 17 juni van dat jaar had Cornelis Jansz Dekker de windbrief gekregen. Tussen 1886 en 1890 werd de molen afgebroken.
Bijna hoefde dat niet meer, want op 7 juni 1880 sloeg de bliksem tijdens een hevige donderbui in de molen. De brandweer kon tijdig ingrijpen en De Kersenboom voor algehele vernieling behoeden .
De redding was opmerkelijk, omdat tegelijkertijd ook geblust moest worden bij pelmolen De Korendrager, terwijl ook papiermolen Het Huis Assumburg in Westzaan door de bliksem was getroffen. Bij deze laatste molen brak geen brand uit, maar De Korendrager brandde tot de grond toe af.
Pieter Boorsma gaf in zijn brandkroniek in het standaardwerk Duizend Zaanse Molens als datum van deze rampdag 8 juni. Deze dag wordt ook aangehouden in de brandkroniek van Van Pomeren, die Boorsma als basis gebruikte. Het Zaanlandsch Nieuws-en Advertentieblad geeft echter maandag 7 juni, maar niet het tijdstip van de branden. Vaak trad er verwarring over de datum op, doordat branden ’s avonds laat op de volgende dag geregistreerd werden. Ook meldde Boorsma dat er geen brand ontstond na de blikseminslag. Dit is onjuist. De brandweer moest blussen en slaagde er al snel in de brand onder controle te krijgen.