Schout en schepenen van de Banne Oostzaan schreven op 24 oktober 1786 de verbandacte uit voor een bovenkruier zaagmolen met de naam Klein Vermogen. De naam gaf uiteraard al aan dat het hier om een kleine molen ging. Molenmaker Pieter Zeemel had hem op zijn eigen erf gebouwd om latten te zagen. De windpacht werd op f. 2,- per jaar vastgesteld en deze moest worden voldaan vanaf de dag dat de molen was gestart met malen, zoals dat in de acte heette. Dat was 12 september 1785. Als bijzondere bepaling was vastgelegd, dat ‘voor overboeking of vererving telkens f. 4,30 moet worden betaald .”
Zemel bouwde zijn molen achter het Kokspad, dat even ten noorden van het Smaal vanaf de Schinkeldijk, zoals de Oostzijde toen werd genoemd, het land in liep. Lang hield het molentje niet stand, want al in 1810 werd het gesloopt en – volgens gegevens van J.W. Groot uit Zaandam – naar Rotterdam vervoerd.