Achter het Blauwe Pad en ten noorden van de Krabsloot stond de molen, die zijn naam aan deze sloot in het noorden van Zaandam leende: De Krab.
Deze oliemolen ging op 23 oktober 1842 in vlammen op. Gerbrand Dekker, Johannes Simonsz en Jan Wansinck, allemaal deelnemers in het Olieslagerscontract, kregen de de gecommitteerden van deze verzekering opdracht een schade-rapport op te stelen. Met de molen was het drietal snel klaar: er stond niets meer overeind.
Hoe ernstig het vuur had toegeslagen bleek uit het feit, dat zelfs de zwaarste balken volledig verloren waren gegaan. De drie olieslagers schreven: “De as is grotendeels, evenals het andere zware hout, verbrand. Daarbij zijn ook de roeden stuk gevallen. De loopers en leggers liggen geheel gesprongen voor de schuur.”
Er was niets behouden gebleven en ook niets dat bij de herbouw van de molen gebruikt zou kunnen worden. Eigenaar Hendrik Jan Smit, zelf ook gecommitteerde van het Olieslagerscontract en burgemeester van Zaandam, had onmiddellijk na de brand laten weten, dat hij De Krab zou laten herbouwen. Dat gebeurde ook inderdaad en daarmee was De Krab de laatste oliemolen, die in de Zaanstreek werd gebouwd.
Aan lading was op het moment van de brand voor een bedrag van f. 29.679,20 aanwezig. Hiervan bleef het grootste gedeelte behouden. De schade aan de koopmansgoederen werd getaxeerd op f. 3597,46. Met de schade aan de molen, die voor f. 6500,- was verzekerd, bracht dat een uitkering van f. 10.097,46 met zich mee .
Smit was op 11 mei 1829 eigenaar van De Krab geworden. Hij kocht hem toen van Adriaan de Vries voor f. 5200,- . Liefst vijftig jaar bleef Smit eigenaar. Pas op 18 oktober 1879 verkocht hij de molen. Hij was toen al verhuisd naar Haarlem. Koper werd zijn zoon mr. Frederik Willem Smit, burgemeester van Koog aan de Zaan en koopman. Ondanks het feit, dat Smit jr. burgemeester van Koog was, woonde hij in Zaandam. Hij betaalde zijn vader f. 5000,- voor de molen.
De nieuwe Krab hield het vol tot de nacht van 22 op 23 maart 1916. De molen was toen eigendom van Pieter Groot, die in opdracht van verffabrikant Pieter Schoen & Zn. werkte. Hij maalde krijt. Omstreeks half drie ’s nachts begon de klok van de Bullekerk te kleppen: brand! De molen stond nog steeds zeer geïsoleerd in het Westzijderveld, zodat hij moeilijk bereikbaar was voor de brandweer. Het was venijnig koud die nacht en tot overmaat van ramp kwam stalhouder Hooft zijn bed niet uit, zodat de Vrijwillige Brandweer geen paard ter beschikking had om de spuit naar de plaats van de ramp te brengen. De motorspuit moest er dus met handkracht naar toegebracht worden, net als de oude handspuit. Het was allemaal tevergeefse moeite, want de motorspuit kon niet passeren over de smalle bruggen en de talrijke slootjes, terwijl er ook nog twee spoorrails genomen moesten worden.
Hetzelfde gold voor de handspuit. Een dekschuit was niet vinden, zodat de spuitgasten hun spuiten achterlieten en te voet naar de brand gingen. Alleen de drijvende spuit van de reinigingsdienst slaagde er in de plaats van de brand te bereiken, maar ook deze kon niets meer uitrichten. De Krab brandde tot de grond toe af. Omstreeks vier uur gingen de brandweerlieden naar huis.”We hadden meer aan conversatie gedaan dan aan blussing,” noteerde sectie-meester H.L.M. van Heynsbergen.
Op de foto: Het Westzijderveld rond 1888. Uiterst links De Krab. Verder zien we De Dienst Jacob, Groene Ridder, Pijjpkan of Notenboom, Grauwe Hengst en Oranjeboom.
Krab
Type molen: oliemolen
Plaats: Westzaandam
Bouwjaar: 1694