Garbrant Pietersz Gorter, één van de burgemeesters van het dorp Oostzaandam, behoorde tot de oprichters van het Olieslagerscontract voor lading, dat op 14 juni 1727 het levenslicht zag. Hij bracht zijn molen De Lazarus, later ook bekend als De Witte Molen, in deze brandverzekering onder. De molen stond aan en ten zuiden van de Boerenjonkersloot ten oosten van de latere openbare lagere school aan het Kalf.
Gorter’s molen werd voor f. 50,- ingeschreven in de stichtingsacte van het Olieslagerscontract . Dit betekende dat er een dubbel oliewerk in De Lazarus stond. Dit was wel opmerkelijk, omdat uit latere stukken blijkt dat De Lazarus een wipmolen was. De Oostzaandamse burgemeester was ook eigenaar van De Oranjeboom aan de Kuil en het Krengelgat bij de Hemmes op het Kalf.
Pieter Boorsma trof De Lazarus voor het eerst aan in het Olieslagerscontract, maar de schaatsenrijders Jacob van Sante, Cornelis P. Mens en Jan Pouwelsz Bont, die in de winter van 1726 een lange tocht door de Zaanstreek maakten, passeerden de molen al. Zij noteerden alle molens, die zij op hun tocht passeerden, en schreven ook de namen van de eigenaren op. Garbrant Gorter bleek ook in de winter van 1726 al eigenaar, maar op 8 mei 1728 was hij overleden. Zijn broer Jan Pietersz Gorter liet De Lazarus toen in de verzekering overschrijven op naam van de weduwe Gorter. Dit was Aaltje Cornelis, die nog drie jaar eigenaresse zou blijven .
Op 14 augustus 1734 kwam de molen in handen van Arent Pietersz Fijn, een olieslager uit Westzaandam, die acht jaar met De Lazarus zou werken . Hij was één van de voornaamste olieslagers van de Zaanstreek. Al in 1712 werkte Fijn met Het Varken in Koog aan de Zaan en hij zou zijn bedrijf steeds verder uitbreiden. Uiteindelijk had hij naast De Lazarus en Het Varken nog vijf molens in bedrijf: De Blauwe Arend, Jasper en Vogelstruys in Westzaandam, De Bonte Hen aan de Kalverringdijk tegenover Zaandijk in Oostzaandam en De Sint Pieter of Platvoet in Westzaan.
Op 11 april 1742 was Arent Fijn overleden. Zijn executeur-testamentair was de Westzaandamse houtzager Aris Cornelisz de Boer van het Ameland, die zelf met De Dickert aan de Mallegatsloot werkte. Deze liet Fijn als eigenaar van De Lazarus uitschrijven. Dezelfde dag ging de verzekering over op IJsbrand Kock. In augustus 1748 staakte Kock zijn activiteiten en kwam de firma Weduwe Meyn & Comp. in beeld. Dit bedrijf bleef tot 8 mei 1759 met De Lazarus verzekerd in het Olieslagerscontract. Daarmee eindigde deze wipmolen zijn carrière als oliemolen .
Boorsma citeerde in zijn standaardwerk Duizend Zaanse Molens (1950) de Amsterdamse gemeentearchivaris dr. Simon Hart, die hem meedeelde: “Aaltje Cornelis wed. Garbrant Gorter van de oliemolen De Lazarus het oliewerk geamoveert. Jan Starrevelt heeft daarin een snuijf- of rappé-maalderije gemaakt, selfs in gebruik.” Deze aantekening was van maart 1769.
Volgens het Gedenkboek van het Olieslagerscontract, dat de laatste administrateur de Zaandijker notaris mr. Jan Walig in 1912 bij de opheffing van het contract publiceerde bleef de molen tot 1766 verzekerd, maar na 1759 heb ik geen eigenaren meer kunnen vinden.
Starrevelt maalde rappé en pruikenpoeder. Rappé was een goedkope soort snuif, die mmestal door weduw-vrouwen langs de huizen werd uitgevent. Dankzij de verbouwing kreeg De Lazarus ook zijn bijnaam De Witte Molen. De poederproductie gaf heel wat stof, waardoor alle luiken in de molen moesten worden opengezet. Zo zou de molen zijn ‘blanke’ uiterlijk hebben gekregen. In februari 1764 lieten Jan Starrevelt en zijn compagnon Dirk Dirksz Al de autoriteiten weten dat de molen drie jaar had stil gestaan en dat zij daarom geen belasting wilden betalen, omdat de molen ‘geen huur waardig was.’ Zij huurden de molen dus. Tot dan moesten zij voor De Lazarus zes gulden en tien stuivers per jaar aan de gemeentekas bijdragen. De molen stond in het nieuwe quohier van de belasting nog steeds op naam van Aafje – eerder steeds Aaltje genoemd – Cornelis, de weduwe van burgemeester Garbrant Pietersz Gorter. Uit het request van Starrevelt en Al bleek dat zij de al betaalde verpondingsgelden terug wilden. Het waren kennelijk moeilijke tijden voor de snuifmalers.
Uiteindelijk slaagden ze er wel in het bedrijf weer op te starten, want De Lazarus werd pas in 1789 gesloopt en Jan Starrevelt was toen nog steeds eigenaar.