De Liefde was een populaire naam voor molens. In Westzaandam stonden ooit twee zaagmolens met deze naaam. De Liefde aan het Otterspad produceerde wagenschot en was een paltrok. Zijn naamgenoot zaagde waarschijnlijk balken en was een bovenkruier. De molennaam komt in elk geval onder Westzaandamse bovenkruier balkenzagers voor op de lijst van de schaatsenrijders Menses, van Sante en Bont, die in de winter van 1726 een tocht langs alle Zaanse molens maakten en daarvan namen en eigenaren noteerden. Wie de eigenaar van De Liefde was wisten ze niet. Kennelijk stond de molen er nog maar pas. De standplaats van deze Liefde kwam nimmer boven water, maar vermoedelijk stond hij aan de Hoogendijk. Waarschijnlijk tegen Westzaan aan, want de schaatsenrijders noemen hem in het rijtje Rottige Touwtje of Hoop, Zwaan en Kind van Weelde of Bok, de Westzaanse zaagmolens, die bij de Overtoom stonden.
Molenexpert Pieter Boorsma ging er in zijn molenbijbel Duizend Zaanse Molens vanuit dat deze tweede Liefde ook een paltrok was, maar de molenlijst van de schaatsliefhebbers laat geen twijfel over. De tweede Liefde was een bovenkruier.
Pieter Jansz Koenen kreeg op 5 juli 1726 de windbrief voor deze molen. De Liefde stond dus al een half jaar eerder op zijn standplaats. Anders hadden de schaatsenrijders er niet langs kunnen rijden. Op 22 april 1741 dook De Liefde nogmaals op, toen Dirk Dekker hem liet verzekeren voor f. 2200,-. Dat was 400 gulden lager dan eerst, maar de recessie in de houtindustrie had zich inmiddels ingezet. De prijs wijst ook op een bovenkruier. Paltrokken stonden toen niet hoger dan 1200 gulden in de verzekering en dan moesten ze nog in prima staat zijn.
De Liefde werd in het midden van de achttiende eeuw gesloopt. Er zijn in elk geval na deze datum geen gegevens meer te vinden over de molen.