Het Lusthof was een paltrok balkenzager achter het Hollandsepad in Westzaandam. De standplaats blijkt uit de kadasterkaart, die landmeter Pieter van den Bosch in 1832 in opdracht van de gemeente Zaandam maakte.
De windbrief voor de molen werd op 13 januari 1718 aan Maarten Dirksz Noomen verstrekt. Pieter Boorsma noemt in zijn standaardwerk Duizend Zaanse Molens 25 januari, maar in de verbandacte, die op 24 maart van dat jaar werd opgemaakt komt de eerste datum voor de bouwvergunning naar voren. De verbandactes hoorden bij de windbrieven. Hierin werd de hoogte van de windpacht vastgesteld. Deze jaarlijkse belasting was voor Het Lusthof de toen gebruikelijke acht gulden. De eigenaar moest zijn molen en het erf als onderpand geven voor het geval hij zijn verplichtingen niet kon nakomen. In dat geval kon de overheid de molen naasten. In de verbandacte werd ook vast gelegd, wanneer de molen gangbaar werd. Voor Het Lusthof was dat 1 november 1717, zodat de windbrief – zoals maar al te vaak voorkwam – te laat werd afgegeven . De windpacht moest voor het eerst op 1 november 1718 betaald worden. De belasting werd dus achteraf geheven. Wellicht omdat molens wel eens stil kwamen te staan. Later ging men er toe over de windpacht voor een periode van 25 jaar af te kopen.
Op 1 januari 1734 was Het Lusthof nog steeds eigendom van de familie Noomen. Maartje Noomen verzekerde de molen toen voor f. 1200,- en op 6 juli 1781 droeg Cornelis Maartensz Noomen de molen voor f. 1500,- over aan zijn zoon Maarten Cornelisz .
Aan het eind van de achttiende eeuw kocht Hendrik Simonsz Het Lusthof voor f. 1460,-. Dat gebeurde op 26 februari 1796, toen de molen geveild werd. Vanaf 8 maart 1809 verzekerde Dirk Visser Het Lusthof een aantal jaren , maar uiteindelijk kwam hij in bezit van de familie Simonsz. Of dit dezelfde familie was, die in 1796 ook al met de molen werkte, is niet bekend.
Maar in 1842 kocht Jan Simonsz Het Lusthof. Hij was reder. Op 22 juni 1827 was op de werf van de Maatschappij voor Scheepsbouw in Zaandam heet kofschip De Onderneming voor zijn rekening van stapel gelopen. Dit zeilschip van slechts 27 meter lang en met een diepgang van 3 meter 70, werd ingezet op Portugal en zelfs op Havana in Cuba. Het schip zou met man en muis vergaan. Dat betekende het einde van de rederij, want de toenmalige eigenaar Johannes Simonsz besloot de verzekeringsuitkering te investeren in de paltrok Het Lusthof. Hij was trouwens ook als olieslager en als directeur van een scheepswerf actief. Twee generaties Simonsz zouden met Het Lusthof werken. In 1872 liet Hendrik Simonsz, een kleinzoon van Johannes, de oude molen slopen en een stoomzagerij op het erf bouwen. Deze werd vernoemd naar het kofschip, dat uiteindelijk de basis voor de houtzagerij had gevormd: De Onderneming. De NV Houthandel H. Simonsz & Zn handhaafde die naam ook, toen de zagerij in vlammen opging en er een nieuw gebouw werd neergezet. Deze zagerij zou tot ver in de twintigste eeuw in bedrijf blijven .