De eerste meelmolen van Wormer dateert van 1554. Op 6 juli van dat jaar reageren de leden van de rekenkamer van Holland en West-Friesland in ’s-Gravenhage op een verzoek van Jan Pietersz en Garbrand Jansz.
Aanvankelijk worden zij geregistreerd als wonende in Wormer, maar deze aantekening werd doorgestreept en vervangen door: ‘Woenende tot Boeckelsloot binnen den vrijdom van Amsterdam.’
De verzoekers verklarden dat zij op 11 juni met schepenen en gedeputeerden van Wormer een accoord hebben gemaakt om ‘aldaer binnen de voorszegde ambachgte op haer luijden costen ende lasten te erigeren ende stellen een wintmolen, daer die gemneene buijren aldaer van haer luyder greynen te malen gerieft souden mogen werden.’
Er was dus een overeenkomst gesloten voor de bouw van een windkorenmolen. In het verzoek aan de Staten van Holland en West-Friesland werd verzocht het recht van de wind te verlenen voor deze molen. Dat kwam er inderdaad. Jaarlijks moesten vier Carolische guldens afgedragen worden aan de rekenkamer worden afgedragen. Ook werd bepaald, dat voor het malen van een mud rogge, gerst, haver of erwten niet meer dan tien penningen Hollands gevraagd mocht worden. Voor een mud tarwe mochten 20 penningen gerekend worden.
Wanneer deze molen verdween is niet duidelijk. Er werden geen meldingen meer over gevonden, zodat hij zoner enige twijfeld vernietigd werd door krijgsgeweld tijdens de beginjaren van de tachtigjarige vrijheidsoorlog.
Over de standplaats is niets bekend. Ook het type is onbekend, maar zonder enige twijfel ging het om een standaardmolen.