Al op 21 maart 1616 werd de windbrief voor de hennipklopper De Mildheid uitgereikt aan Jacob Claesz Maten. Hij was de tweede Krommenieër, die een hennipklopper in Krommenie mocht bouwen. De molen werd opgericht op een erf in Krommeniedijk, dat nu bekend staat als nr. 86.
Maten dreef zijn molen in rederij. Op 22 juli 1657 werd 1/16de part in de molen verkocht voor 160 gulden, zodat De Mildheid toen f. 2560,- waard was. Dit gebeurde in een periode, waarin de meeste hennipkloppers nog als loonmaler werden gebruikt. Dat er van een rederij van rolreders sprake was bleek ook op 11 januari 1658 toen Pieter Cornelisz Duijt ‘de gemeene eijgenaren en participanten van de hennipcloppersmolen met de aanclaven vandien genaemt De Miltheijt een erfgen, groot omtrent 27 roeden, agter de Horn, daer deselve molen op staet, belent ten zuiden de vercooper, ten noorden de gemeene vaersloot’ verkocht. Het erf bracht f. 81,- op en werd dus kennelijk eerder door de rederij met De Miltheid gehuurd.
Overigens waren niet alle reders ook geïnteresseerd in de zeildoekfabricage. Dat was de reden, waarom zij op 20 oktober 1673 hun part moesten verkopen. Toen werd bepaald dat de deelnemers in de rederij hennip moesten laten beuken aan de molen. Daar konden niet alle investeerders aan voldoen, omdat zij geen zeildoekfabrikant waren.
In 1736 ontstond er een ernstig conflict met boekhouder Claes Jaspersz en nog enkele reders, omdat zij van plan waren het beukloon van 8 naar 7 stuivers per honderd pond hennep te verlagen. Maar het merendeel van de reders was hier tegen, omdat dit ‘was streckende tot merckelijk nadeel van de molen.’ Volgens hen had Jaspersz de macht niet om zonder overleg tot zo’n maatregel over te gaan. Dat was dan ook de regel, dat zij hem als boekhouder ontsloegen. Op 23 oktober van dat jaar werd het ontslag in een acte bij notaris Jacob Beets vastgelegd.
Daarmee was het conflict nog niet voorbij, want Jaspersz legde zich niet neer bij zijn ontslag. Hij vond vier Krommenieërs en acht reders van Marken-Binnen die zijn zijde kozen en daar vier maanden later op 12 februari 1737 in een insinuatie – een notariële aanzegging – ook blijk van gaven.
Er was door Jaspersz kennelijk een proces aangespannen bij de schepenen van de Banne. Dit leidde er toen dat de kwestie op 4 april werd bijgelegd. Het beukloon bleef 8 stuivers per 100 pond. Jaspersz bleef in functie. Er werd een regeling getroffen voor de betaling van de onkosten, die door het conflict moesten worden gemaakt en reders hadden voortaan alleen stemrecht als ze minstens een 30e part in de rederij hadden. Er was dus sprake van een grote versnippering van de parten. Er kwamen heel wat stukken van 1/64ste voor.
De molen bleef tot 1806 in bedrijf. Op 6 juni 1797 was Gerrit van Leijden als gaandehouder aangewezen. Negen jaar later was hij gedwongen de molen voor f. 350,- aan een sloper te verkopen. Er was geen werk meer .
Mildheid
Type molen: hennepklopper
Plaats: Krommenie
Bouwjaar: 1616