In de zogenaamde ‘nota de resseristie’ van rentmeester Colterman van 22 februari 1643 werd de windpacht van een oliemolen in Wormer geregistreerd. Deze molen komt niet voor in Duizend Zaanse Molens, terwijl ook C. Mol, die ‘Uit de geschiedenis van Wormer’ schreef, deze oliemolen niet ondere de molens van Wormer vermeldde.
In de nota staat: “Gelijcke acte op den naem van Jacob Baertszoon en Dirck Thijssoon, buerluijden tot Wormer, een olijmolentgen om te maelen op een solderinge aen de zuijtsijde van Wormer op haer eijgen (gront) genaempt Waternoot miets betalen tot erffpacht III pond.”
Terwijl in de marge werd genoteerd: “Op den selven rentmr. Van dese III pond respondit vant 1e jaar erffpachts in zijn XVe reeckening fol. 16.”
Het ging hier dus vermoedelijk om een kleine molen, die op een schuur of pakhuis was gebouwd, gezien de mededeling, dat het malen ‘op een solderinge’ zou plaatsvinden. Deze molen van Jacob Baertsz en Dirck Thijsz stond aan de zuidzijde van het dorp, maar de exacte standplaats is nimmer gevonden.
Na deze vermelding van 22 februari 1643 dook het molentje ook nooit meer op, zodat niet duidelijk is wanneer hij weer verdween. De jaarlijkse erfpacht duidt op een molen met een enkel oliewerk. Het bedrag – 3 pond Vlaamse Groten van 40 ’t pond – stond gelijk met drie gulden.