Het Oosterkattegat stond sinds 1694, toen de windbrief op 18 februari aan Huybert Hendriksz Kat werd uitgereikt, aan de westzijde van de Zuiddijk en ten noorden van het Hanenpad. Deze achtkanter ging van start als balkenzager, maar werd in 1743 als oliemolen verzekerd. Dat gebeurde na een verbouwing, die voor rekening van Claes Abrahamsz Kuijper en Claas Taan had plaats gehad.
Kuijper voerde zestien jaar later nog steeds de directie over de molen. Op zijn verzoek legden toen de molen knechts Jan Visser en Jacob IJskes een verklaring af bij notaris Pieter Leur. Onder ede verklaarden zij, dat ze 12 en 18 september 30 vaatjes met 30 aam en 40 mengelen raapolie en 24 vaatjes met 39 aam en 106 mengelen olie hadden gemeten. Deze olie was afgeleverd aan Philip Antony d’Erberfeld, een koopman uit Amsterdam. Hij had kennelijk geklaagd over de hoeveelheid olie, die hij had ontvangen. Visser en IJskes getuigden dat zij de meting van de olie op exact dezelfde wijze en ‘met geijkte maten volgens Amsterdamse maat’ hadden verricht, zoals zij dat altijd deden.
D’Erberfeld had dezelfde klachten over 30 vaten raapolie, die hem op 24 oktober en 29 december 1758 waren geleverd vanuit de Westzaandamse oliemolen De Uil, die ook voor Kuijper draaide. De knechts Claas Bos en Cornelis IJskes verklaarden precies hetzelfde als hun collega’s van Het Oosterkattegat .

In 1832 was Elie Merz eigenaar, maar de molen was buiten gebruik. In elk geval signaleerden de gecommitteerden van het Olieslagerscontract op 6 oktober, dat Het Oosterkattegat “zonder lading staat en nier meer werkt.” Voor alle zekerheid kreeg notaris Dirk Donker, de Zaandijker administrateur van het contract, opdracht om bij Merz te informeren “of hij zijn verplichtingen wel zou na komen, indien er brandschade bij één der deelnemers zou zijn.”
Merz werkte al meer dan vijftien jaar met Het Oosterkattegat. Op 3 mei 1817 was hij bijna geroyeerd als deelnemer in het Olieslagerscontract, omdat hij een tweede verzekering bij een bedrijf in Amsterdam had afgesloten. Dat was reglementair verboden.
Toen hij er over ondervraagd werd door de gecommitteerde Cornelis de Vries zei hij: “Het is uit onkunde, dat ik dit gedaan heb. Het was nodig in verband met de lage prijs, waarvoor mijn oliemolen en de lading zijn verzekerd. Daarom heb ik de supplementaire waarde in Amsterdam bij verzekerd.”
Merz had de molen in 1814 overgenomen van de weduwe van Leonardus van Rijn. Er was toen op 14 augustus een collectieve prijsverlaging voor alle bij het contract aangesloten molens. Dat was noodzakelijk door de barre economische toestand van Holland aan het einde van de Franse overheersing. Het Oosterkattegat werd op f. 3000,- gezet, maar al op 25 januari 1815 werden de bedragen opnieuw aangepast. Dit keer ging de verzekerde som liefst 50 procent omhoog. Het ging duidelijk beter met Nederland. Merz’ molen werd voor 4500 gulden verzekerd om twee jaar later op f. 5200,- gesteld te worden.
Deze nieuwe verhoging was volgens Merz nog steeds te laag, zodat hij een tweede verzekering had afgesloten. Toen hem werd meegedeeld, dat hij uit het Olieslagerscontract gezet zou worden, als hij die toestand zou handhaven, koos hij eieren voor zijn geld. Op 9 mei liet hij weten dat hij de Amsterdamse verzekering had afgezegd. Het Olieslagerscontract had ook water bij de wijn gedaan. Het Oosterkattegat was voortaan voor f. 6500,- verzekerd .
De molen zou standhouden tot 1896. Hij was toen al een aanta l jaren als verfmolen ingebruik. Op 12 juni kondigde het Zaanlandsch Nieuws-en Advertentieblad aan, dat de molen Het Oosterkattegat na pinksteren stil gezet zou worden en onder slopershanden zou vallen. “Het terrein aan zijkanaal G zal ingericht worden als scheepswerf voor uitsluitend ijzeren vaartuigen,” meldde het weekblad.
Kort daarop verscheen een advertentie, waarin de volledige molen te koop werd aangeboden en op 19 juni volgde de aankondiging van een openbare verkoop door deurwaarder A.J.C. van Dalsum van ‘eene aanzienlijke partij afbraak van gezegden molen, bestaand in zware en lichte balken, ribhout, vloer-en weegdeelen, latten.”
Ook stampers, kantstenen, leggers en metselstenen werden te koop aangeboden. De molen was toen dus volledig gesloopt. Dat was twee jaar eerder dan Pieter Boorsma in Duizend Zaanse Molens aankondigde.