Op 14 april 1855 kwam De Os in bezit van Adriaan Houttuyn. Die dag werd een groot deel van het onroerend goed van zijn grootmoeder Claasje Nan, de weduwe van de gefortuneerde olieslager Hajo Houttuyn verdeeld onder de erfgenamen. Zij was op 31 december 1854 overleden. De olieslagerij van deze vooraanstaande Zaandijker werkte met De Pellikaan op de Koger Hem, De Eenhoorn in Wormerveer en De Os en Het Vliegend Hart, die ook wel De Wind werd genoemd. Deze beide molens stonden naast elkaar aan de Kalverringdijk tegenover Zaandijk. De eerste drie molens werden op f. 6300,- getaxeerd, terwijl De Wind op f. 5000,- werd gesteld. De Zeemeeuw en De Zaadzaaier op de Hemmes aan het Kalf en De Samson in Wormerveer behoorde ook tot dit grote bedrijf, maar bleven nog buiten deze verdeling.
Hajo Houttuyn had vier kinderen. Aagje, die met Jan Vis was getrouwd, Maartje, gehuwd met Cornelis Dekker Gerbrsz uit Westzaan, Grietje, die met Gerrit Visser van Hazerswoude uit Amsterdam was gehuwd, en zoon Jan. Het vermogen van Hajo Houttuyn werd vastgesteld op f. 162.000,-. Alleen Aagje was nog in leven. De andere erfdelen gingen naar de kleinkinderen van Hajo Houttuin en Claasje Nan. In het part van Aagje, dat in totaal f. 40.500,- waard was, zaten De Pellikaan en De Eenhoorn.
Adriaan, zoon van Jan Houttuyn en Antje de Bruyn, erfde De Os en De Wind. Ook het pakhuis De Os, dat ten noorden van de molen stond, en op f. 400,- was getaxeerd werd zijn eigendom, terwijl hij tevens het graf kreeg toegewezen, waarin zijn ouders waren begraven. Dit moest hij vijftig jaar onaangeroerd laten. In totaal erfde Adriaan f. 13.500,- . Hij was getrouwd met Aagje Duyvis en overleed op 12 juni 1881. De zeventiende september van dat jaar verkocht Maurits Frans Pieper uit Wormerveer als gemachtigde van Aagje de molen De Os voor f. 4000,- aan Cornelis Snuif uit Zaandijk . Deze zou dertien jaar met De Os werken. Op 1 februari 1894 werd de oliemolen in veiling gebracht. Deze vond plaats in de bekende herberg De Zwaan in Zaandijk, waar dezelfde avond ook het erf van de kort daarvoor afgebrande pelmolen Het Guiswijf aan het Guispad in Zaandijk en een stukje weiland ten oosten van de oliemolen De Roggebloem of Tasch aan de Kuil op de Hemmes in Oostzaandam onder de hamer kwam.
De Os was toen nog steeds een dubbele oliemolen. Het erf was 29 roeden en 10 ellen groot. Notaris Meindert Donker uit Zaandijk gaf zoals gebruikelijk voor de veiling een omschrijving van de aangeboden percelen. Hij las voor: “Deze molen heeft berging voor 2700 hectoliter zaad, 330 hectoliter olie en 27.000 koeken.”
Ook gaf hij een opsomming van losse goederen, die voor een vast bedrag van f. 820,05 moesten worden overgenomen door de hoogste bieder. Deze notariële beschrijving geeft een mooi inzicht van de gereedschappen, die eind negentiende eeuw nog in het windmolenbedrijf werden gebruikt.
De vaste goederen waren:
Op de kapzolder: een waterbalie
Op de wentelaszolder: een wiggesley , een moker en een koevoet.
Op de stelling: vier molenzeilen, twee kruistouwen, twee keertouwen, een kruiketting en vier slaglijnen.
In de molen: in de laden een stel compleet; een doofpot, twee tangen, een waterbalie, een emmer, zes bankjes, een tweetrap, een drietrap, een voorslagkoekenhok, een naslagskoekenhok, een zaadwagen, een handwagen, een voorslagmeelvak, een naslagmeelvak met maten, twee turfkisten, twee uithaalbakken, drie gieters, een lantaarn, twee emmers, vier ijzeren zaadmaten, twee zaadbakken, pletterij en twee waterlepels.
In de schuur: een proefkuip, een zaadtrap, een draagplank, twee kisten, twee houten sesters , twee ijzeren sesters, drie lantaarns, drie blikkenmaten, twee koperen lepels, drie trappen, een kraantouw, een schinkelhaak , twee koekengoten en een schraag, een vlaggestok met vlag en eenige diverse modellen.
Verder bevonden zich in de molen:
Op de kapzolder: twee halve stenen
Op de tussenzolder: een snarenschijf, vijf spaken
Op de wentelaszolder in de bakken: twee wiggensleijen, zes spaken, zes vuisten, elf vuisten opzetters, 60 schoteltjes, 50 onderstukken voor vuisten, 12 vuiststukken, 60 azijnen en beuken keephouten, 37 beuken vuistwiggen, 34 azijnen vuistwiggen, 40 spaakwiggen, 15 spaakscheggen, 4 steenwielskammen, 2 palmhouten dollen.
In den molen: 20 kluwen builgaren, zes bos bindsel.
In de schuur beneden: een voorslaghei, een naslaghei, een stamper, drie roerbakken, zes wipstokken, een heihout, vijftig wiggetjes voor de hangenierblokjes , acht stamperneuten, een bakje en zes nagels, een maal met eenig divers, een kistje met eenig divers, twee mosterdpotten, een handhei en slei, een dommekracht, twee kettingen, twee oliefilters met zakken, tien schuitriemen, zeven ijshaken, vier breekhamers , achttien lasbeitels, vijftien slagbeitels, 71 scheien, vier neuten, pletterij, acht bussen, een schroefblok, een hakblok, een ijsbijl, twee schuitlantaarns, een bascule met gewicht, de houten en ijzeren berging boven de bakken inhoudende 75 hectoliters, een proefkuip inhoudende 9 hectoliters, een drie paar naslagharen, twee paar voorslagharen, zeventien burgsten, twee putten .
Op de schuurzolder: drie schortkneppels , zes palen 100 ellen, een hangeniersblokje, drie oude roed lasschen, de voorraad hout, een waaierij met toebehooren, twee steen-assen, een stukje gedreven zink, twee keertouwen, vier stampertouwen, zeven molenzeilen, handschrobbers, bezems, buillaken.
Bij de molen: een slijpsteen met stoel, een ijzeren stoelpletterij, een roeischuit met riemen.
De voorraad koopmansgoederen in De Os zou uiterlijk tot 1 april 1894 in de molen blijven.
Adriaan Honig, een oliefabrikant uit Koog aan de Zaan, kwam bij het opbod met het hoogste bedrag: f. 1800,-, zodat hij het plok, de premie voor het hoogste bod, veroverde. Bij de afslag mijnde Pieter Dekker Abrahamsz uit Koog op twee gulden, zodat De Os voor het schamele bedrag van f. 1802,- van eigenaar veranderde . Dat gaf op niet mis te verstane wijze aan hoe de oliemolens er in 1894 voorstonden.
Piet Dekker zou tot 1903 eigenaar van De Os blijven. Op 11 april van dat jaar verkocht hij de molen voor f. 2000,- aan de Zaandijker olieslager Teunis Oly. Dekker was inmiddels naar Watergraafsmeer ten zuiden van Amsterdam verhuist .
Oly was ook eigenaar van De Grauwe Gans, die een paar honderd meter ten zuiden van De Os aan de Kalverringdijk stond op het erf, waar tegenwoordig het restaurant De Hoop op de Swarte Walvisch staat.
Deze molen was op 4 april 1878 door Klaas Blans uit Zaandam verkocht aan Trijntje van Twisk uit Purmerend. Zij betaalde f. 7500,- voor de pelmolen . Zo kwam De Grauwe Gans in handen van Teunis Oly, die in gemeenschap van goederen met Trijntje getrouwd was. Hij liet bij De Grauwe Gans nog een nieuwe schuur bouwen. Oly exploiteerde de molen als loonmaler. Er werd rijst verwerkt. De Zaandijker koopman zou tot 1911 met De Os en De Grauwe Gans blijven werken. Teunis was toen verhuisd naar Beverwijk. Op 22 november van dat jaar deed Oly De Grauwe Gans en De Os voor 12.000 gulden over aan de firma Kamphuys & Oly in Zaandam .
De glorietijd van de windmolens was toen al voorbij. Twee jaar later verkocht Meindert Kamphuys De Grauwe Gans aan Jan Stuurman Dsz, die er op 14 augustus 1913 toch nog f. 5000,- voor betaalde .
De Os dateerde van voor 1663, toen hij opdook in het oudst bekende brandassurantie-contract uit de Zaanstreek. Op 21 mei tekende Pieter Gerritsz van der Leij met vijf andere Zaandijker olieslagers deze onderlinge brandverzekering, waarin zeven molens werden ondergebracht.
Vermoedelijk is De Os één van de vroege oliemolens in de Zaanstreek, maar oudere bewijsstukken zijn nimmer gevonden.