De eerste oliemolen van Wormerveer stond in de Dubbele Buurt. De molen was al voor 1620 aanwezig. Op het erf staan tegenwoordig de panden 25, 25a en 27. In Duizend Zaanse Molens, het standaardwerk van Pieter Boorsma, wordt deze oliemolen niet vermeld, maar Jan Aten trof er diverse vermeldingen over aan tijdens zijn onderzoek voor Wormerveer aan Weg en Zaan.
In een boedelscheiding vond hij genoteerd, dat Pieter Jacobsz zijn vier kinderen ‘geteelt bij Griete Gerrits’ hun moederlijk erfdeel van elk f. 900,- en een bed met toebehoren bewees. Daarbij werd aangetekend dat het erfdeel van twee kinderen was ‘ingeleyt in d’olymolen’. Zijn zoon Jan Pietersz sloot in 1630 een contract met Jan Huybertsz, de eigenaar van het binnendijkse land ‘benevens Pieter Jacobsz ouwe olymolen’. In deze overeenkomst verplichtte Huybertsz zich de eerstkomende twintig jaar het land niet te betimmeren of te zullen verkopen om te betimmeren. Hij kreeg een vergoeding van 50 gulden voor deze toezegging, waarmee de ‘vrije wind’ voor de molen was verzekerd. Jan Pietersz, die ongetwijfeld met de molen zou gaan werken, overleed echter al snel, waarna zijn vader in 1633 besloot de molen te verkopen. Voor 1400 gulden werd de Zaandijker Gerrit Pietersz. met enkele mede-financiers de nieuwe eigenaar. Hij liet de molen en de schuur afbreken en verplaatsen, maar waar de verhuizing naar toe ging werd niet vermeld. De verkoop vond plaats op 9 september 1633 onder de strikte voorwaarde dat “de oliemolen en schuur vervoerd” zouden worden
Wellicht is de oliemolen nog enkele jaren op zijn oude standplaats gebleven, want in 1635 verkocht Pieter Jacobsz voor een tientje een stukje land aan Claas Jansz, dat omschreven wordt als ‘een hoekje Saendijcxs, leggende bij de olymolen.’ Het kan hier niet gaan om de oliemolen De Ram, want daarvoor werd pas in 1639 een windbrief verstrekt.
Van Gerrit Pietersz. is geen achternaam gevonden door Jan Aten, maar een onderzoek van mij leverde in Zaandijk in deze periode de naam Noom op. Gerrit Pietersz Noom was de derde zoon van Pieter Jansz Stijfselmaker, de stamvader van het bekende koopmansgeslacht Van der Ley, en Griet Jans. Gerrit Pietersz werd rond 1602 in Zaandijk geboren en in 1633 bouwde hij samen met zijn broer Adriaan de oliemolen De Oude Haas aan de zuidzijde van de Sluissloot, waar nu nog de naam Hazenpad aan herinnert.
Deze Gerrit Pietersz is de enige Zaandijker van die naam, die ik heb kunnen vinden. Hij signeerde op 23 augustus 1633 een acte, waarin het moederlijk erfdeel van zijn dochter Guert Gerrits ‘geprocreert ende gewonnen bij Guert Jacobsdochter, zijn eerdere huisvrouw’ wordt vastgelegd. Hij wordt in de acte Gerrit Pietersz. Noom genoemd, maar ondertekent als ‘Gerrit Pietersz op de Saendick’. Die ondertekening komt exact overeen met de koper van de molen van Jacobsz in hetzelfde jaar. Uit de genealogie van Gerrit Pietersz Noom, die door Henk Voorn werd beschreven in “Papiermolens in Noord-Holland” blijkt dat Noom of Van der Ley als hoofdberoep de olieslagerij bedreef. Later werd hij ook actief in de papiermakerij met een deelneming in o.a. de molen De Bonsem in Koog aan de Zaan.
Ook het jaar van de bouw van de Oude Haas in Zaandijk (1633) correspondeert met de datum van verkoop van de oliemolen van Pieter Jacobsz. in Wormerveer. Het ziet er dus naar uit, dat de kapitaalkrachtige familie Van der Ley verantwoordelijk was voor de verplaatsing en dat deze molen inderdaad later als De Oude Haas verder ging in Zaandijk. Dit wordt nog bevestigd doordat in 1639 door Arijaen Pietersz van der Ley uit Zaandijk een half part in de oliemolen ‘op de Sluissloot’ verkocht werd aan Arent Dircxsz, die er 2000 gulden voor betaalde en accoord ging met een recht van overpad naar de weg van f. 2:10:- per jaar .
De reden van een dergelijke verplaatsing over een betrekkelijk korte afstand laat zich raden: men wilde kennelijk dat de molen op eigen grond stond. Op 24 april 1673, een jaar voor zijn dood, verklaarde Gerrit Pietersz , net als zijn broer Adriaan, op verzoek van de houtkoper Wouter Lourisz, dat hij veertig jaar geleden een erf op het Hazenpad had gekocht om een oliemolen op te bouwen, nl. de oliemolen De Haas. Door deze verklaring wordt tevens de levensduur van deze molen met 17 jaar verlengd. Boorsma trof De Oude Haas voor het eerst aan in 1650, toen de helft van de molen werd verkocht.