De standplaats van De Oude Rot werd nergens genoemd. Vermoedelijk stond de molen tussen de Heeren-en de Zuiderwatering. Zijn naam dankte de molen in elk geval aan één van zijn bouwheren. Dit was Pieter Rot, die op 12 april 1720 samen met IJsbrant Sijmonsz Jonck de windbrief verkreeg. Rot zou uiteindelijk alleen eigenaar worden, maar op 7 november 1731 huurde de halve molen voor f. 120,- per jaar. Dit was het part van Jonck, zodat Rot vanaf 1 november 1731 met de hele molen werkte.
Het bijzondere huurcontract is bewaard gebleven en vermeldt de volgende punten:
– de jaarlijkse huurprijs bedroeg met ingang van 1 november f. 120,- zolang IJsbrand Jonck of zijn vrouw in leven waren, maar f. 110,- als Pieter Rot eerder dan Jonck overleed.
– indien Jonck en zijn vrouw eerder overleden dan Rot dan erfde deze het halve part zonder meer te hoeven betalen dan de huurpenningen, die tot die tijd verschuldigd waren.
– mocht de huurder eerder overlijden dan Jonck en zijn vrouw, dan had zijn echtgenote de keus of zij de huur wilde continueren of niet.
– de huurder moest alle kosten betalen, zoals honderdste penning, maatgeld, verponding, windgeld, padgeld en verder de molen ordentelijke onderhouden op zijn kosten.
– in geval van brand (Dat God genadighlijck verhoede) mag de huurder beslissen of hij de huur wil voortzetten.
Jonck ondertekende het huurcontract met beverige hand . Vermoedelijk was hij al ziek. In 1738 verzekerde Pieter Rot de molen voor het eerst geheel op zijn eigen naam, zodat IJsbrand Jonck en zijn echtgenote toen overleden waren. De molen bleek f. 1000,- waard. Dezelfde dag werd ook de paltrok De Kat op naam van Rot ingeschreven voor een bedrag van f. 800,-. Hoewel er geen standplaats werd aangegeven, ging het hier hoogstwaarschijnlijk om De Jonge Kat die aan het Westerkattegat op het eiland in de Voorzaan stond.
Pieter Rot komt ook voor als eigenaar van de paltrok wagenschotzager De Oude Haas, die achter het Otterpad stond. In de winter van 1726 noteerden drie schaatsenrijders Rot als eigenaar van deze molen. Merkwaardig genoeg vermeldden ze De Oude Rot niet op hun uitvoerige lijst.
Tot 17 april 1777 bleef De Oude Rot fier overeind, maar die dag werd hij voor afbraak geveild. Jacob Verheul & Zn. ontfermde zich over het af zwaar afgetakelde karkas voor een bedragje van slechts f. 307,-.