In Zaandam stonden twee zaagmolens met de naam De Pauw. Ten zuiden van de Hoogendijk aan de Nieuwe Haven stond de bovenkruier De Pauw. Op het eiland in de Voorzaan stond de paltrok De Pauw. Pieter Boorsma registreerde de molen als bovenkruier, hetgeen onjuist is. In het register van de windpachten van de Ambachtsheerlijkheid Oostzaan – kortweg De Banne Oostzanen – staat de molen geregistreerd met een jaarlijkse windpacht van f. 3,-. Dat was het gangbare bedrag voor paltrokmolens van het lichte type, waarmee grenen-en vuren werd gezaagd . Dat het om een paltrok ging op het Vooreiland bleek ook in de winter van 1726 uit de zogenaamde ‘schaatsenrijderslijst’, waarop alle molennamen en hun eigenaren werden genoteerd. De drie rijders plaatsten De Pauw onder de ‘grenenbalcksaagers.’
De molen op het eiland dook voor het eerst op op 2 januari 1691, toen eigenaar Pieter Dirksz Gors uit Oostzaandam de molen inclusief houtschuur en erf voor f 975,- verkocht. In de transportacte, die schout en schepenen die dag opmaakten, wordt vermeld dat de molen op het Westerkattegat stond. Dat was dus het eiland, maar waar precies?
Dat kan worden opgemaakt uit de belendingen: ten zuiden de verkoper en ten noorden Jacob Blauw. Deze Jacob Claesz Blauw was eigenaar van de paltrok De Blauwe Boer of Langert, zoals hij meestal werd genoemd. Deze molen stond op de westoever van het eiland ter hoogte van het zgn. Fok, een driehoekig schiereilandje binnen het eiland zelf. Dit erf lag in de zuidelijke punt van het Westerkattegat .
Met de vondst van deze acte is eindelijk duidelijk waar De Pauw precies stond. Het was de meest zuidelijke molen op het eiland. Bovendien werd de verschijningsdatum met 35 jaar terug geschoven in de tijd. De eerste bekende vermelding van de molen kwam tot nu toe voor op de lijst van molens en eigenaren, die drie schaatsenrijders in de winter van 1726 samenstelden. Zij noteerden in Oostzaandam onder de ‘greene sagers’ De Pauwin als in eigendom van Jan Bruijn .
Weliwsaar noemt Pieter Boorsma nieuwjaarsdag 1707 als eerste vermelding, maar dat gold een inschrijving in een assurantiecontract op naam van Gerrit Claesz Kuijper. Dit was echter de eigenaar van De Pauw aan de Hoogendijk bij de Nieuwe Haven (zie daar).
Jan Jansz Bruijn was al op 2 februari 1691 eigenaar van De Pauw op het Westerkattegat geworden. Hij had de molen toen voor f. 975,- overgenomen van Pieter Dirksz Gors. Deze prijs was duidelijk die van een paltrok. Bruijn was al eigenaar van het land ten noorden van de molen .
Op 23 december 1728 had Jan Bruijn nog de jaarlijkse windpacht van f. 3,- betaald, maar op 25 mei 1730 werd deze belasting op het ‘gebruik van de wind’ overgeschreven op naam van Jelis Kat, die De Pauw drie jaar later voor f. 1500,- verzekerde tegen brand.
Zijn familie zou met De Pauw blijven werken tot de sloop in 1754. Op 15 september 1744 verkocht Jelis Kat, die toen oud-schepen van de Banne Oostzaan was, De Pauw voor duizend gulden aan zijn zoon Cornelis Jelisz Kat. In het transportregister werd hij Cornelis Jelisz de Boon genoemd. Zoals zoveel Zaankanters bediende hij zich van twee achternamen, hetgeen te maken had meet verering van uitstervende familietakken.
Cornelis was ook degene, die op 3 oktober 1751 de molen uit de brandverzekering haalde. Er was toen waarschijnlijk al sprake van ernstig verval, want de royering gebeurde mede op bevel van de gecommitteerden van het contract. Zij namen dergelijke maatregelen uitsluitend als het risico te groot werd. Dit kon onder andere als er niet meer met de molen gewerkt werd, zodat er geen bewaking van de molen meer was, of als er ernstig achterstallig onderhoud was. In dat geval werd de verzekerde som te hoog ten opzichte van de werkelijke waarde van de molen en kon ook royering volgen.
Toch betekende deze royering nog niet het einde van De Pauw, want op 29 mei 1754 nam Claas Huysman de windpacht over en hij zou nog tot 1758 met de molen blijven werken.
Na 1758 werd er geen belasting meer voor betaald en de dienstdoende schrijver noteerde in het register van de windpacht kort maar krachtig: “Afgebroken.”
De Pauw was één van de talloze slachtoffers van de malaise in de houtzagerij in het midden van de achttiende eeuw. Huysman bleef gewoon actief in de houtzagerij. Hij verzekerde vanaf 5 november 1757 de paltrok De Huysman, die achter het Sluispad in Oostzaandam stond .
Hij had De Pauw dus afgestoten om met een betere molen zijn bedrijf voort te zetten.