In 1654 werd De Prins van Oranje al gesignaleerd, toen Cornelis Ariaensz Kuijper hem verkocht. De paltrok, waarmee aanvankelijk wagenschot werd gezaagd, stond aan en ten westen van de Zuiderwatering. Het erf lag pal achter het latere station. Bij de verkoop waren ook een aantal zagen in begrepen: ‘Noch 16 sagen, 10 tangen, 4 seijlen, soo goet en quat als die sijn.’
Cornelis Claesz Korff werkte in 1703 met de molen, die toen in een assurantiecontract werd opgenomen. In 1726 was hij nog steeds actief met de molen. De Jonge Prins kwam in elk geval onder de naam van Korff voor op de lijst van 516 molens, die drie schaatsenrijders tijdens een tocht door de Zaanstreek aanlegden in de winter van dat jaar.
En Cornelis Korf bleef tot 1 februari 1759 eigenaar. Op die dag werd De Prins van Oranje of Jonge Prins voor schout en schepenen van de Banne Westzanen overgeschreven op naam van Claas Rol en Jan Jacobsz Ketelaar uit Westzaandam. Zij betaalde f. 1050,- voor de molen, die op een windpacht van f. 3,- per jaar stond. Het was dus een kleine molen .
De samenwerking tussen Rol en Ketelaar liep op 21 januari 1765 ten einde. Ketelaar verkocht toen zijn halve part voor f. 455,- aan zijn partner , zodat de waarde van de molen in zes jaar tijd lichtjes was terug gelopen tot f. 910,-.
In 1853 werkte de weduwe Arent de Vries met de molen, die toen voor f. 9500,- was verzekerd. Ook Everardus Brants van Doesburgh, later eigenaar van de paltrok De Held Jozua, was eigenaar. Hij kocht de molen in 1860 en verzekerde de schuren voor f. 3500,- via assurantiekantoor Willem van Orden in Zaandam. De molen zelf werd in het papiermakerscontract ondergebracht. Dit was een grote onderlinge verzekering, waarin allerlei types molens waren verzekerd.
De molen hield stand tot 1872. Toen werd hij gesloopt en vervangen door een stoomzagerij, die ook De Prins van Oranje werd genoemd.