Paltrok De Rode Jager was aanvankelijk wagenschotzager en werd later omgebouwd tot balkenzager. De molen stond ten westen van de Heerenwatering en was bereikbaar over het Jagerspad, maar dat was voor de aanleg van de spoorlijn Amsterdam – Uitgeest.
De molen was in de volksmond beter bekend onder zijn bijnaam De Waipot, wat zaans voor ‘weipot’ was. In dergelijke potten werden kazen gemaakt. Hoe de molen aan die bijnaam kwam is niet bekend, maar hij werd zelfs in officiële stukken met die naam vermeld.
De Rode Jager werd voor het eerst genoemd in een verzekeringscontract van 1692. Op 27 april 1877 werd de molen in veiling gebracht. Eigenaar waren de erfgenamen van Klaas Mul Albertsz, commissionair in houtwaren. Deze erfgenamen waren de kinderen Jan, Maria, Grietje, Lijnst en Geertruida van Heyningen, die allen nog minderjarig waren en vertegenwoordigd werden door hun voogd de vrachtschipper Pieter van Heyningen. Ook Trijntje, Jan en Antje van Schagen behoorden tot de erfgenamen. Zij hadden de arbeider Simon van Schagen als voogd, terwijl Catharina van Schagen, de naaimoeder van het weeshuis van de Friesch Doopsgezinden, de achtste erfgenaam was . Koper werd meester timmerman Willem Verlaan uit Zaandam, die f. 4800,- voor De Rode Jager neertelde.
De molen hield het vol tot 1903, toen hij werd gesloopt.