De achtkante balkenzager De Rode Leeuw domineerde van 1685 tot december 1916 het Vooreiland in de Zaan bij Zaandam. De Rode Leeuw werd tot de Oostzaandamse molens gerekend. Op 3 februari 1685 werd de “nieuwe balcksagersmoole, genaemt De Roode Leeuw” door Olphert Dirkse verzekerd tegen brandschade. Hij stond aan de noordzijde van het eiland in de Voorzaan. Dit water werd indertijd het Westerkattegat genoemd.
In de achttiende eeuw duikt de molen op 5 juni 1723 opnieuw in de verzekeringscontracten op. Klaas Jansz Floor was toen eigenaar en verzekerde de molen voor f. 3000,-. Toen de crisisjaren in de houtzagerij aanbraken zakte dat bedrag al snel naar 2000 gulden. Op 5 juni 1733 was Dirk de Leeuw directeur van de rederij, die de molen beheerde.
Dat er sprake was van een rederij bleek al op 20 maart 1732, toen de erfenis van Jan Floor en Grietje Symons Seylmaker werd verdeeld. Beiden waren in Zaandam gestorven, maar woonden in Amsteram. Het echtpaar had twee kinderen. Cornelis woonde in Amsterdam. Josina was gehuwd met de Dordtse koopman Johannes Maiden.
In de boedel van Floor werden drie molenparten aangetroffen. Hij was voor 1/4e part eigenaar van De Bakker en De Rode Leeuw, alle twee bovenkruier zaagmolens, op het latere Vooreiland en hij had 1/4e part in de zaagmolen het Fortuyn, staande tot Amstel Zeeburg. Dit was een molen, die op het zgn. Stadsrietland buiten de Muiderpoort stond. Bovendien was Jan Floor eigenaar geweest van 3/16de part in de paltrok De Valk. Dit had hij verkocht aan Simon Floor, maar deze had nog niet alles afbetaald, getuige de opmerking ‘gelden of ’t restant in de cooppenningen van 3/16de parten in de molen De Valk tot Oostzaandam.’ Hoe groot dit bedrag was werd niet duidelijk.
De molenparten werden allemaal ondergebracht in het erfdeel van Josina Floor en haar man Johannes Maiden. Zij erfden overigens slechts 1/4de van het totaal. Jan Floor had driekwart van zijn bezit aan zijn zoon Cornelis toegewezen. Bij deze boedelscheiding bleef nog een bedrag van f. 4259:18:- aan nog te innen schulden onverdeeld .
Dirk de Leeuw bleef na deze overdracht gewoon directeur van de rederij, waarin dus ook De Bakker was opgenomen. Het Fortuyn bij Amsterdam viel niet onder zijn gezag. Op 22 februari 1752 werd hij opgevolgd door zijn zoon Olphert de Leeuw. Vermoedelijk was Olphert Dirkse, de eerste eigenaar van De Rode Leeuw, een voorvader van De Leeuw en kwam de molen zo ook aan zijn naam.
Olphert bleef niet lang zelf actief met de molen. Op 2 juli 1756 werd volgens een aantekening in het verzekeringscontract Jacob Musk als directeur en gaandehouder aangesteld. Op 24 juni 1765 was Musk overleden. Hij werd opgevolgd door Dirk Teunisz Ken, die burgemeester in Oostzaandam was. Oost-en Westzaandam waren toen nog dorpen met een eigen bestuur. Ken verzekerde de molen voor f. 2600,- in een contract, met 26 deelnemers. De totale verzekerde waarde van de molens was f. 48.500,-. Toen het aantal deelnemers op 29 oktober 1772 gedaald was tot 20 werden de risico’s te groot, waarna het contract werd opgeheven. Toen Dirk Ken aan het bewind kwam was er sprake van versnippering van de aandelen. Dit bleek op 13 november 1777, toen hij 2/20ste part voor f. 385,- kocht van de erfgenamen van Aafje Floor. Zij was een dochter van Claes Symonsz Floor, een houtzager, die halverwege de achttiende eeuw belangen had in de zaagmolens De Witte Valk en De Spinbol, die net als De Rode Leeuw op het Westerkattegat – het huidige Vooreiland – stonden. Aagjes huwelijk was kennelijk kinderloos gebleven, want haar oomzeggers Simon de Vries en Simon en Hendrik Hondius verkochten het aandeel aan Ken, die toen oud-burgemeester was .
Dirk Ken bleef tot zijn dood in 1791 eigenaar van De Rode Leeuw. Hij werd op 7 juli van dat jaar opgevolgd door zijn zoon Dirk Ken, die met de firma Dirk Ken Gijsen & Co actief was in de houthandel. Drie jaar later was ook Dirk jr. overleden. Zijn weduwe Aaltje Groot liet de verzekering op 3 juli 1794 overschrijven op haar naam, maar nog in dezelfde maand verkocht zijn De Rode Leeuw aan de firma Jan Schermer & Zn. Claas Schermer was eigenaar van dit bedrijf en zou tot 6 juli 1809 actief blijven met de molen.
Halverwege de negentiende eeuw kwam De Rode Leeuw in veiling. Hij werd toen – op 26 december 1868 – gekocht door Floris Gras, één van de vennoten van de firma Weduwe Gerrit Gras & Zn. Tot 1916 bleef de molen in deze familie. Het bedrijf werd in 1891 ontbonden en voortgezet onder de naam F. & G. Gras. De oude firma werd als houthandel voortgezet op de houtwerf De Juffer in de Oostzijde van Zaandam .
Floris Gras bleef eigenaar van De Rode Leeuw, die hij op 26 september 1899 nog voor f. 5500,- verzekerde via het assurantiekantoor Van Orden in Zaandam. De houtloodsen – drie stuks –en de losse gereedschappen kwamen voor f. 3500,- op de polis met de aantekening, dat in de molen een amarilsteen stond voor het slijpen van zagen en dat in een schuur op vijftien meter van de molen een met de hand gedreven cirkelzaag was opgesteld .
Begin december 1880 vond er bijna een fataal ongeluk plaats bij de molen. G. de Ridder uit Oostzaan bevond zich vlakbij de molen op een met hout beladen schuit, die kennelijk te zwaar beladen was, want hij zonk. “Geruime tijd bracht de om hulp schreeuwende en slechts met het hoofd boven water uitkomende man in deze netelige toestand door,” schreef het Zaanlandsch Nieuws-en Advertentieblad.werd gered door de jongeman J. T., een houtzager van het Pantepad, die hem met een schuit te hulp kwam. ”
Of dit een knecht van De Rode Leeuw was is niet duidelijk. Tot het molenvolk behoorden in elk geval de houtzager De Wilde en Aldert Piet, die beiden op de Zuiddijk woonden .
Willem van Orden maakte in op 29 mei 1899 een nieuwe aantekening in zijn administratie. Dit keer had hij van Floris Gras te horen gekregen, dat met toestemming van de burgemeester van Zaandam op honderd meter van de molen een gebouwtje was opgetrokken voor de opslag van 200 liter benzine. De tank lag gedeeltelijk onder de grond. De verzekering had geen bezwaar tegen deze brandgevaarlijke opslag, die nodig was omdat er kennelijk een benzine-motor in de molen was geplaatst .
In december 1916, toen de aanvoer van balken en ander hout in de haven van Zaandam door de Eerste Wereldoorlog vrijwel volledig tot stilstand was gekomen, werd De Rode Leeuw afgebroken.