De Roode Wildeman was een paltrok aan de Hoogendijk, ten westen van de spoorweg, waar hij in elk geval al vanaf 8 maart 1668 stond. Toen verkocht Lubbert Louwrusz uit Zaandam de ‘balksaager Roo Wildeman’ voor f. 2300,- aan IJsbrandt Arentsz. Daarmee is de vroegste datum, waarop deze molen werd aangetroffen met maar liefst 61 jaar opgeschoven!
Pieter Boorsma vond de molen voor het eerst in het boek van de windrechten van de Banne Westzaanen, waarin De Roode Wildeman in 1729 werd ingeschreven.
De familie Louwe zou wel terugkeren in De Rode Wildeman, want toen op 26 november 1777 de boedel van Jan Louwe en Jannetje Simons Breeuwer werd verdeeld, stond de molen op hun inventarislijst. De enige erfgenamen waren zoon Lourens en dochter Trijntje, die met Cornelis Haring was getrouwd.
De molen vertegenwoordigde een waarde van f. 2700,-, terwijl het bijbehorende woonhuis waar Jan Louwen had gewoond, op f. 2000,- was getaxeerd. De houtvoorraden waren van behoorlijke omvang. Aan gezaagd hout lag er voor een bedrag van f. 3800,- op de werf en ongezaagd was er voor f. 5468,50 in voorraad. De molen en de houthandel gingen naar Lourens Louwe, die ook alle schulden van zijn vader overnam. Dit was een bedrag van f. 6514,80. Hij betaalde zijn zuster f. 4000,- en hield zelf nog f. 4757,65 over. Voldoende uiteraard om de houtzagerij voort te zetten .
In de loop der jaren waren er een aantal gebouwen op het en rond het erf van De Rode Wildeman gebouwd, want op 7 augustus 1792 verkocht Lourens Jansz Louwe de molen inclusief erf van 1285 roeden, wat erg groot was, met een koopmanshuis, een pakhuis, twee tuinen van 25 roeden en nog een apart huis voor f. 4340,- aan Jan Noomen uit Oostzaandam. Dat gebeurde tijdens een veiling. Het laatste huis was niet zo groot, want daarvoor hoefde slechts f. 240,- betaald te worden .
In 1869 ging Martinus Kamphuys Jsz met De Roode Wildeman werken. Hij was al eigenaar van De Witte Ster of Tobbe ten zuidoosten van de stoomzagerij De Tijdgeest achter het spoorwegstation. De Roode Wildeman werd met ingang van 1 juli 1869 verzekerd voor een bedrag van f. 6500,-. De drie schuren werden voor f. 400,-, f. 700,- en f. 400,- verzekerd. In totaal dus f. 8000,-. De Roode Wildeman kreeg in de brief, waarin de verzekering werd aangevraagd, de speciale vermelding, dat er grenen-en vurenhout mee gezaagd werd . Uit de bewaard gebleven correspondentie van het Papiermakerscontract blijkt ook wanneer de molen werd gesloopt. Op 29 augustus 1879 liet Kamphuys de molen uit het Papiermakerscontract royeren, ‘omdat de molen ter sloping was verkocht.’
Hij liet vervolgens de stoomzagerij De Ladder Jacobs bouwen, waarmee hij zijn bedrijf verder zette.