De Roohoorn dook in vele gedaanten op, maar dit met hout gedekte molentje was aanvankelijk snuifmolen. Jan Bastiaensz kreeg op 23 maart 1752 de windbrief. Hij stond achter het Blauwe Arendspad en moest in 1868 wijken voor de aanleg van de spoorlijn.
De Roohoorn maakte toen een korte reis naar een nieuwe standplaats, die wat westelijker lag en waar hij in zijn geheel naar toe werd gerold. Op het erf stond al eerder een andere molen. Dit was de wagenschotzager De Rode Hoorn of Roohoorn, waarvan na 1733 niets meer werd vernomen. Hij zal in de crisisjaren van de houtindustrie gesloopt zijn, waarna de snuifmolen werd gebouwd en – zoals gebruikelijk – de naam van zijn voorganger kreeg.
In de Napoleontische tijd maakte de molen deel uit van het snuifmalersconcern van Klaas Keyzer, die ook met de Gekroonde Liefde of Plutspot en De Canaryvogel werkte. Zijn weduwe Aafje de Vries liet op 10 maart 1813 een boedelinventaris opstellen, waarin De Roohoorn voor f. 600,- was opgenomen. De molen stond toen op 840 ½ roede land en grensde aan het erf van De Canaryvogel .
In elk geval tot 20 mei 1880 is de molen als snuifmaler in gebruik geweest. Op die datum bood eigenaar Cornelis Nicolaas de Wilde De Roohoorn te koop aan, maar tijdens de veiling bleek niemand geïnteresseerd, zodat de molen werd opgehouden. De Wilde was snuiffabrikant van beroep, en had De Roohoorn per 1 augustus van dat jaar ter overneming aangeboden . Vier jaar eerder was hij alleen eigenaar geworden van de molen, toen hij een half aandeel voor f. 1000,- overnam van Jan Kramer Lammertsz. Dit was kennelijk zijn partner geweest. Beide mannen kwamen uit Zaandam. Kramer had dat halve part in De Roohoorn op 21 maart 1867 onderhands gekocht .
De Wilde slaagde er toch in de molen van de hand te doen. Deze werd daarna verbouwd tot lattenzager en werd daarna gebruikt voor de fabricage van stopverf om te eindigen als specerijenmaler. In 1904 werd De Roohoorn gesloopt en overgebracht naar Zaandijk, waar hij op de schuur van De Zwarte Ruiter werd geplaatst. Deze voormalige oliemolen was al in 1895 gesloopt en werd opnieuw ingericht als marmerslijper.