Roelof van den Berg uit Zaandijk verkocht op 16 mei 1782 twee slijpmolens: één in Zaandijk en één in Koog. De eerste stond in Zaandijk aan het Guijtspat op een huis en smederij. Het was een slijp-en draaimolen. Ook de losse gereedschappen werden verkocht aan Geertje Vreedemans, de weduwe van Pieter Warnaar uit Wormerveer. Dit was ongetwijfeld een kleine molen, zoals slijpmolens altijd waren.
De prijs van het totale complex was echter f. 3100,-, terwijl voor de losse gereedschappen nog eens f. 649: 6: 2 moest worden betaald. Dat waren forse bedragen.
Het molentje werd belend ten oosten door Jan Roos en ten westen door Jurriaan Voogd. Jan Roos was toen één van de reders van de blauwselmolen Het Gekroonde Blauwselvat achter de Nederlands Hervormde Kerk in Zaandijk.
Van den Berg had zich hier al in 1756 gevestigd. Hij kocht toen op 15 januari een huis en erf met tuin en overgang naar het Guispad op de Smitslaan voor f. 800,- van Claas Oosterhoorn uit Krommenie . Het erf lag dus aan de zuidkant van het Guispad. Van een molen op het erf was toen nog geen sprake. Roelof zal dit dus zelf hebben laten bouwen.
Zijn slijpmolentje wordt nergens anders vermeld . Pieter Boorsma beschreef in Duizend Zaanse Molens wel de slijpmolen De Keizer, waarvoor de windbrief in 1784 werd afgegeven aan Jan Warnaar. Dit was wellicht een zoon van Pieter Warnaar en Geertje Vreedemans. Maar deze slijpmolen stond ten noorden van de verfmolens De Witte Veer en De Valk, die op hun beurt weer noordelijk van het Guispad stonden. Beide slijpmolens stonden dus op verschillende erven. Wellicht liet Jan Warnaar een nieuwe slijpmolen bouwen, maar duidelijkheid is hier niet over.
Jan Warnaar was smid, want hij kocht op dezelfde dag als Geertje Vreedemans een ‘huis en erf met slijpmolen, sijnde een smederij’ in de Dubbele Buurt in Koog aan de Zaan. Ook hier was Roelof van den Berg de verkoper. Deze smederij en het molentje lagen over de dijksloot en werden ten zuiden belend door Cornelis Pieteersz Root en ten noorden door de verkoper. De prijs was f. 3000,-, waarvan Warnaar 2000 gulden contant betaalde en de rest op drie procent rente kreeg. Ook deze molen werd niet vermeld in Duizend Zaanse Molens van Pieter Boorsma.