Op 18 februari 1648 verkochten de heemraden van de Calverlandenbedichtinge aan Gerrit Pietersz. Noom c.s. een stuk buitendijks land met het deel Kalverdijk, dat daar aan hoorde. Het erf van Gerrit Pelken c.s. grensde aan de noordzijde aan dit stukje land.
De koper was verplicht de dijk te onderhouden, zoals de dijkgraaf en heemraden dat voorschreven. De heemraden zelf hielden een halve roed – ongeveer 1,8 meter – aan weerszijde van het sluisje in bezit. De koopsom van het stuk land bedroeg f. 60,–. De heemraden moeten het onderhoud van de dijk zelf betalen totdat Gerrit Pietersz. gereed is met zijn betimmering.
Dezelfde dag kocht Gerrit Pietersz. ook een stuk dijk en onderdijk, dat aan de zuidzijde aan het land van Jan Dirck Kuypers grensde. Ook dit stuk kostte 60 gulden.
Noom en zijn mede-financiers, waaronder een niet nader genoemde oom, bouwden op dit land de oliemolen De Star of Queen, zoals hij ook genoemd werd. Op dit erf aan de Zaanse Schans wil men nu de bovenkruier balkenzager Het Jonge Schaap herbouwen (zie daar).
Uit de overeenkomst van 1648 met de heemraden van de Kalverpolder van 1648 blijkt, dat de nieuwe eigenaar pas voor het onderhoud van de dijk moest gaan betalen, zodra de molen klaar was.
Bij dit land bevond zich ook een sluisje, zodat men vanuit de dijksloot in de Zaan kon komen. Dit sluisje raakte echter in onbruik en verval, zodat het uiteindelijk gesloopt werd en de sluiskolk gedempt, waardoor de Kalverdijk ononderbroken doorliep tot de Bartelssluis.
Gerrit Pietersz. was een telg uit de familie Van der Ley, het geslacht dat de witpapierfabricage in Zaandijk startte. Zijn vader Pieter Jansz., ook wel bekend als Stijfselmaker, was de stamvader van dit geslacht. Gerrit was de derde zoon uit zijn huwelijk met Griet Jans. Omstreeks 1602 werd hij geboren, maar al heel jong werd hij Noom genoemd, terwijl zijn broers zich Van der Ley gingen noemen.
Deze opmerkelijke naamswijziging kwam vroeger vaker voor. Er werd mee getracht uitStarven van namen van aangetrouwde familie-leden tegen te gaan.
De familie Van der Ley was van Friesch doopsgezinde huize, maar Noom stapte over naar de Vlaamsche stroming van deze gemeente. Deze doopsgezinden wezen elke overheidsfucntie af, maar toch werd Gerrit Pietersz. Noom op 4 november 1642 genoemd onder de vroedschappen van de Banne Westzanen. Soms werden vooraanstaande personen gedwongen een overheidsfunctie op zich te nemen, omdat er gewoon gebrek aan capabele bestuurders was. Zo’n geval was Gerrit Noom waarschijnlijk ook. De Vlamingen, die in een dergelijke positie kwamen, weigerden echter recht te spreken.
Gerrit Pietersz. was toen al een aanzienlijk koopman. Hij had belangen in de zgn. Braziliemolen in Zaandijk, die verfhout brak (1/6de part) en in een papiermolen (ook 1/6de part), waarvan de naam niet werd gevonden. Op 21 januari 1642 verkocht Noom voor f. 2975,- de helft in de oliemolen Het Vette Schaap, die op het noordeinde van Zaandijk aan weg en Zaan naast De Koperslager stond. Zijn belangen in de toen opkomende olieslagerij werden er door aangegeven. In 1633 was hij met zijn broer Adriaan Pietersz. al bezig in deze bedrijfstak. Toen liet hij aan de Sluissloot in Zaandijk de oliemolen De Haas bouwen, waaraan het huidige Hazenpad nog steeds zijn naam dankt.
In 1674, zijn laatste levensjaar, had hij nog niets van zijn ondernemersgeest verloren. Met acht mede-financiers kocht hij voor f. 5675,- de papiermolen De Wever in Zaandijk van Symon Cornelisz. Honigh en voor f. 2500,- de volmolen De Zwarte Bonsem, die op het erf van de huidige Christelijke School aan de Stationsstraat stond. Beide molens werden ingericht voor de witpapierfabricage, een toen totaal nieuwe onderneming, die de Zaandijker papierindustrie in de zeventiende en achttiende eeuw tot de belangrijkste in West-Europa zou maken. Zes maanden later overleed de stichter van de Star of Queen op 72-jarige leeftijd. Hij werd op 17 juli 1674 begraven.

Standplaats

De Star werd gebouwd tussen De Os en Het Vliegend Hert, die later werd omgedoopt in De Wind. Op dit erf werd in 1968 oliemolen De Zoeker geplaatst. Hoe De Star of Queen aan zijn bijnaam kwam is onbekend, maar waarschijnlijk is dit te danken aan het feit, dat hij vlak bij De Jonge Prins, De Jonge Prinses en De Grootvorst stond. Het raadsel, waarom De Star deftig op z’n engels als Queen werd aangesproken is nooit opgelost.

1685

Op 5 november 1685 werd de molen in een verzekeringscontract onder gebracht door Willem Jansz Quickel. Hij was waarschijnlijk huurder van de molen.

1695

Quickel’s zoon Jan Willemsz bleek tien jaar na zijn vader met de molen te werken. Ook hij sluit dan een brandverzekering af.

1707

Claes Arisz Caescoper, olieslager uit Koog, was in 1707 eigenaar van De Star. Hij heeft dan ook De Reus in Koog en ’t Windei aan het Kalf in bedrijf. Caescoper bleef in elk geval tot 1723 actief met de molen.

1728

De Star of Queen werd op 26 december 1728 nog steeds op naam van Claes Arisz Caescoper ingeschreven in het Boek der Windpachten van de Banne Oostzaan. Deze inschrijving liep tot 30 april 1730 en ging toen over op naam van Jan Pietersz van der Ley. Hij was gehuwd met Marij Caescoper, de oudste dochter uit het eerste huwelijk van Claes Arisz Caescoper met Hilligont Swager. Hilligont was de dochter van een Zaandamse stijfselfabrikant. Claes Arisz overleed op 26 maart 1729. Zijn dochter erfde De Star. Tot mei 1754 bleef De Star op naam van haar echtgenoot Jan Pietersz van der Ley verzekerd.
Opmerkelijk was, dat de inschrijving van De Star of Queen in het Boek der Windpachten gebeurde onder de uitdrukkelijke vermelding “erfpacht van een volmolen f. 3:00:0”. Dit bedrag aan windrecht bleef gehandhaafd tot 1798, het jaar waarin de molen gesloopt werd. Over de periode 1728 – april 1730 moest een bedrag van f. 4:01:8 worden betaald.

1731

Uit het verpondingsregister van Oostzaandam – het belastingregister van die tijd – van 1731 bleek ook dat De Star of Queen nog steeds eigendom van Jan Psz. van der Ley was. Deze olieslager werkte ok met De Os, die naast D Star of Queen stond en De Zeemeeuw op de Hemmes. Bovendien was hij eigenaar van De Prinses, een pelmolen, die op de grens met Wormer aan de Kalverringdijk stond.
Van der Ley was met Dirk Jansz Kluys c.s. de grootste molenbaas in Oostzaandam. Kluys had ook vier molens in bedrijf en net als Van der Ley werkte hij met drie oliemolens: De Haan aan de Kalverringdijk, De Zeeman en De Sint Willibrordus aan het Kalf, en een pelmolen, de Bleeker in het Oostzijderveld bij Zaandam.

1742

Jan Pietersz van der Ley breidde zijn bedrijf nog aanzienlijk uit. Dit bleek uit de personele quotisatie van 1742 van Zaandijk. Dit belastingregister onthult dat Van der Ley aan weg en Zaan woonde in een woning, die op een huurwaarde van f. 60,- wordt getaxeerd. Van der Ley moest jaarlijks 75 gulden belasting betalen. Alleen dominee George Erhard werd hoger aangeslagen. Hij moest 90 gulden per jaar betalen, maar de predikant had dan ook een buitenplaats en een toerwagen met twee paarden. In 1745 werd Erhard’s aanslag verlaagd tot 32 gulden, waarna Van der Ley de grootste belastingbetaler van Zaandijk was.
Hij had zijn olieslagersbedrijf toen uitgebreid met de molen De Gooier, die ook aan de Kalverringdijk stond, terwijl hij met zijn broers Aris en Claas ook nog actief was in de papierindustrie met de oude familiemolens De Wever, De Zwarte Bonsem en Het Fortuin, die aan het Guispad in Zaandijk stond, even ten noorden van het huidige politiebureau in Rooswijck.
Van der Ley woonde in een huis in de Gortershoek, dat nu bekend staat als Lagedijk 96.

1754

Op 21 mei 1754 ging het windrecht van De Star over op naam van Klaas en Aris van der Ley, eigenaren van het papiermakersconcern met o.a. Het Fortuin in Zaandijk. Zij waren de zoons van Jan Pietersz van der Ley en Marij Caescoper. Tot 1798, toen voor het laatst windrecht werd betaald, sond de molen op hun naam. In dat jaar werd De Star of Queen gesloopt en sindsdien was het erf onbebouwd.