Jacob Kruyt was in 1823 de bouwheer van De Tweelingen. Deze Westzaanse bovenkruier balkenzager stond ten westen van Gouw vlakbij de Dijk. In 1880 was J. Brand jr. samen met Ulle eigenaar. Dat jaar was er op 16 augustus groot alarm, toen het woonhuis en de schuur van de molen in brand vlogen. Het gebeurde omstreeks half zes ’s middags. De vrijwillige brandweer uit Zaandam was ondanks de grote afstand als derde ter plaatse. Eerste sectiemeester Cornelis van der Stadt had alarm geslagen. Hij ontdekte de brand toen hij bij de stoomzagerij De Kruiskerk verderop in het Westzijderveld was. Omsttreeks acht uur ’s avonds was de brand geblust. De molen bleef behouden, maar het huis en de schuur met een lading gezaagd hout gingen totaal verloren. Als dank voor de bewezen diensten ontving de Zaandammer spuit een beloning van f. 5,- van het Westzaanse gemeentebestuur.
Elf jaar later was het weer raak. De dertigste juli 1891 sloeg de bliksem in bij De Tweelingen . De houtzager leek aanvankelijk niet ernstig getroffen door het ‘hemelvuur’, maar op 3 augustus schreef eigenaar Cornelis Brand jr. aan de gecommitteerden van het Papiermakerscontract: “Aanvankelijk leek de schade te gering, maar nu is gebleken dat de binnenroed van end tot end is gespeten.”
Hij verzocht om schade-experts, die twee dagen later bij de bovenkruier aan de Westzanerdijk verschenen. Het waren de molenmakers Jan Gras en Jan Otter, die als schouwers voor het verzekeringscontract waren aangesteld over de molens ten westen van de Zaan. Zij constateerden, dat de binnenroed inderdaad vervangen moest worden, maar ook dat er sprake van “enige ontzetting aan de kap.” Zij taxeerden de schade p f. 290,-.
Brand was ongeduldig. Een dag na de schouwing stuurde hij iemand met een briefje naar Cornelis Corver van Wessem, de voorzitter van het Papiermakerscontract, die in Zaandam woonde. Hij schreef: “Ik wacht als maar op bericht of ik kan voorgaan met de roed te onttakelen en een nieuwe te laten maken. Ik staan nu al van dinsdag af en kan niet voortgaan en hoe min het ook is met zagen: ik moet er van eten. Wees zo goed en geef brenger dezes een berigtje meden.
In afwachting.”
UEd. Dienaar
C. Brand jr.
Hoewel de schade dus niet al te groot was, bleek uit het briefje toch dat Brand zat te springen om goedkeuring van zijn schadeclaim. Uit de noodkreet aan de voorzitter van het assurantie-contract bleek ook, dat het slecht ging met de houtzagerij op windkracht. Brand stond het water kennelijk tot aan de lippen, zodat hij zeker moest weten dat hij schadevergoeding kreeg en niet uit eigen zak moest betalen. Dat was kennelijk onmogelijk.
Brand werkte in elk geval al sinds maandag 4 december 1876 met De Tweelingen. Die ochtend beleefde hij een bijzonder hachelijk avontuur. Terwijl hij tussen 11 en 12 uur bezig was de zeilen voor te leggen, werd de molen getroffen door een windhoos, waardoor deze door de vang liep en begon te draaien.
Brand stond op een wiek. Met grote tegenwoordigheid van geest schopte hij zijn klompen uit en klampte zich uit alle macht aan de hekkens vast. Het Zaanlandsch Advertentieblad van vrijdag 8 december meldde het bijzondere voorval. Brand schreeuwde uit alle macht, terwijl de molen steeds sneller ging draaien. Zijn knechts kwamen ijlings naar boven en slaagden er in De Tweelingen weer in belang te krijgen.
“De molen was viermaal rond gegaan voor hij tot staan was gebracht,” meldde het Advertentieblad. “Ongelukkig genoeg zat Brand nu aan de hoogste wiek geklemd. Door het toewerpen van touwen uit de kap, is men er ingeslaagd hem door een gat in de kap binnen te halen. Hij is er met de schrik afgekomen!”
De molen zou tot 1933 in bedrijf blijven. Toen werd De Tweelingen geheel onttakeld en uiteindelijk kreeg de Rode Haan de restanten van de molen toch nog te pakken. Op 24 november 1934 gingen de schuren door nooit opgehelderde oorzaak in vlammen op.