Westzaandam kende twee molens met de naam De Vechter. De eerste stond achter het Hollandsepad en was een schelpzandmaler, die rond 1860 naar Oostzaandam werd verplaatst. Over het bouwjaar is niets bekend. De andere Vechter stond niet ver van zijn naamgenoot ten westen van de Vaart op de noordoever van de Veldmuissloot. Hij werd geflankeerd aan de zuidkant door de paltrok De Nieuwe Dekker of Lange Aagt en aan de noordzijde door De Adelaar, die net als De Vechter zelf op het zogenaamde Langeland stond.
Pieter Boorsma meldt in Duizend Zaanse Molens dat deze Vechter ‘vermoedelijk wagenschotzager’ was en dat het om een paltrok ging. De molen werd door hem slechts eenmaal aangetroffen in de stukken en wel als belending bij een landverkoop op 9 juni 1780. Kennelijk is De Vechter in dat stuk als zaagmolen aangemerkt.
Inmiddels is er nog een acte gevonden. Deze dateert van 16 januari 1783 en hier gaat het om de verkoop van De Vechter. Eigenaar was Pieter Dekker uit Westzaandam. Hij verkocht zijn molentje die dag aan zijn plaatsgenoot Jan Jonker, die er 400 gulden voor moest betalen. De windpacht was vastgesteld op 1 gulden per jaar, wat wel aangaf dat het om een kleine molen ging. Maar het meest opmerkelijk is, dat in deze door schout en schepenen van de Banne Westzanen opgemaakte transportacte De Vechter als ‘mostaardmolen’ wordt omschreven .
Uiteraard kan het dan niet om een paltrok gaan, maar moet er sprake zijn van een bovenkruier. Bovendien blijkt uit deze gegevens, dat De Vechter als vijfde Westzaandamse molen aan de lijst van mosterdmalers in deze gemeente moet worden toegevoegd.
Over het stichtingsjaar en het jaar, waarin de molen verdween zijn geen gegevens bekend. Maar op de kadasterkaart, die Pieter van den Bosch in 1832 in opdracht van het gemeentebestuur van Westzaandam maakte staat De Vechter nog pontificaal vermeld .