De Veldkat, die aan de zuidkant van het Watermolenpad en de Weelsloot tussen de weg en de Reef stond, was echt een kat met negen levens. Het toegangspad liep vanaf de weg, de huidige J.J. Allanstraat, over het erf van mosterdmolen De Herder, die in mei 1829 in brand vloog en verloren ging. De Veldkat begon zijn carrière als snuifmaler. Dat was hij al op 16 januari 1742, toen deze Veldkat genoemd werd als belending bij een landverkoop, maar op die datum was De Oude Veldkat – zoals hij genoemd werd in het transportregister – verdwenen.
De erfgenamen van Jan Claasz Wit en Stijntje Jans verkochten het erf ‘daerop De Oude Veldkat gestaan heeft’ aan Dirk Jansz Kaat . Kennelijk is er toen een nieuwe Veldkat gebouwd, want de molen dook op in het zgn. verfmalerscontract, waarin veel verfmolens en snuifmolens in de Zaanstreek verzekerd waren tegen brand. Op 25 juli 1772 was er een diner voor de deelnemers, waarvoor ook de firma Weduwe Maarten Wit & Zn. was uitgenodigd . De molen was toen verzekerd voor f.1400,-. Dat bedrag werd in de jaren daarna door de eigenaren Claas en Cornelis Wit wel terug gebracht tot f. 1200,-, maar in 1781 ging het kennelijk weer beter met het bedrijf – wellicht waren er vertimmeringen aan de molen geweest – want toen werd de oude verzekerde waarde van f. 1400,- weer in ere hersteld .
In 1807 werd De Veldkat nog steeds als tabakstamper en snuifmaler genoemd. Hij werd toen door Cornelis Jansz Dekker op 20 augustus voor f. 1260,- overgedragen aan Jan IJff & Comp. In dat bedrag zat ook voor f. 200,- aan los gereedschap. IJff ging er ook schelpzand mee malen, want toen hij twee jaar later molen en pakhuis voor f. 900,- aan Cornelis de Jager verkocht werd De Veldkat snuifmaler en schilpzandmolen genoemd
Vanaf 1844 werd de molen als papiermolen verzekerd. Hij bleef dat in elk geval tot 1880, toen de molen door Jan Cornelisz Bakker werd uitgeschreven uit het Papiermakerscontract. De Veldkat was toen verzekerd tegen brand voor een bedrag van f. 6000,-, wat wel aangaf dat het hier om een kleine molen ging.
De uitschrijving wil overigens niet zeggen, dat er toen niet langer papier gemaakt werd in de molen. De eigenaren van windmolens begonnen in deze periode steeds meer over te schakelen op verzekering via zogenaamde beurspolissen. Eén van de voornaamste oorzaken daarvan was, dat men de risico’s in de oude onderlinge Zaanse brandcontracten te hoog begon te vinden door de sterke opkomst van de stoomfabrieken, die ook verzekerd werden. Deze bedrijven waren veel hoger verzekerd dan de windmolens.
De Veldkat bleef in elk geval tot 1919 aan het Watermolenpad staan. In 1915 werd hij volgens Boorsma ingericht voor het malen van cacaoafval, maar in de verslagen van de Kamer van Koophandel en Fabrieken van 1916 en 1917 staat De Veldkat vermeld als doppenmolen.
Een windmolen in de letterlijke zin van die betekenis was het toen al niet meer. De firma Spreeuw & Slop had een gasmotor in De Veldkat laten plaatsen . In windkracht had men geen vertrouwen meer, maar ook de gasmotor kon het niet bolwerken tegen de steeds modernere technieken en in 1919 werd De Veldkat geveld door de slopershamer.