De diaken Cornelis Kuijper en de buitenvader Cornelis Kraaijer van de Friesch Doopsgezinde Gemeente in Westzaandam presenteren op 12 april 1759: “Een wagenschotzagersmolen, genaemt de Vergulde Valk tot Westzaandam in ’t Veld.’
Zij doen dat namens de kinderen van wijlen Claas Michielsz en Baafje Teeuwis uit Westzaandam, die in het weeshuis ‘alimenterende’ zijn. Zij zijn dus in het weeshuis opgenomen. Anne Jansz Hof werd voor f. 415,- eigenaar. Normaal gesproken zou een molen, die voor deze prijs werd verkocht, rijp zijn voor de sloop, maar De Vergulde Valk bleef nog lang op zijn standplaats staan.
Hof moest trouwens een jaarlijkse huur van f. 22,- aan de Friesch Doopsgezinde Gemeente betalen, want De Vergulde Valk stond op land van deze gemeente. De huur was al op 1 februari 1759 ingegaan. Voor de molen moest ook een jaarlijkse windpacht van f. 3,- worden betaald, wat er opduidt dat De Vergulde Valk klein van snit was .
Op 22 september 1805 werd de molen nogmaals genoemd bij een veiling. Dit keer als belending van een huis aan het Rustenburgerpad, ‘belend ten noorde de Steeg na de molen De Valk.’
Boorsma veronderstelt dat het hier om de Vergulde Valk gaat, die dus ten westen van het Rustenburg moet hebben gestaan en ‘misschien wel aan het Zaagselpad.’ De juiste standplaats is nooit gelokaliseerd. Zo is niet bekend of de molen ten oosten of ten westen van de Heerenwatering heeft gestaan.