Pel-en oliemolen De Vos ging op 6 oktober 1771 in vlammen op. De molen stond in Wormerveer ten noorden van oliemolen De Schilp, de eerste molen vanaf het dorp, aan de Noorddijk, waar hij in 1689 was gebouwd. De windbrief was op 3 november van dat jaar aan de broers Cornelis en Gaeff Jansz Keesen verstrekt. De Vos was een pelmolen, waarin ook een enkel oliewerk stond opgesteld.
Op grond daarvan kon de molen in het Olieslagerscontract tegen brand worden verzekerd. Maar toen de molen op 6 oktober 1771 een prooi van de vlammen werd, bleek de verzekering van de lading waardeloos. De brand brak ‘s nachts om drie uur uit. De molen brandde volledig af en er ging 40 last zaad verloren
Zes dagen na de brand besloten de gecommiteerden van het contract niet tot uitbetaling van de schade over te gaan, omdat de lading op naam van Gerrit Kiel was verzekerd. Hij was gaandehouder van de molen, maar bij onderzoek van de administratie was de schade-commissie gebleken dat de lading verzekerd had moet worden op naam van Gerrit Kiel “als procuratie hebbende van de geassocieerden in de molen De Vos.”
Er was dus vast gesteld, dat Gerrit Kiel geen eigenaar van de lading was en dus ook geen aanspraken kon maken op verzekeringspenningen. Dergelijke onderzoeken waren normaal gesproken routine en vonden plaats om de waarde van de lading op de dag voor de brand vast te stellen, zodat nagegaan kon worden hoe groot de schade was.
De gecommiteerden legden vast, dat “Gerrit Kiel in het geheel part noch deel had in de negotie.”
De beslissing was uniek in de lange historie van dit onderlinge brandcontract, dat in 1727 werd opgericht.
Voor Gerrit Kiel, een kleinzoon van Gaef Keesen, was de brand de genadeslag. Op 7 mei 1754 was hij zijn vader opgevolgd. Die dag werd de lading van De Vos in het Olieslagerscontract op zijn naam overgeschreven . Zijn vader Aris Gavesz Kiel was op 14 juni 1727 één van de ondertekenaars van de oprichtingsacte van deze befaamde onderlinge brandverzekering. De Vos werd toen als enkelwerks oliemolen voor een premie van f. 30,- – het maximaal uit te betalen of te ontvangen bedrag bij een brand – ingeschreven . Zes jaar later verzekerde Aris de molen eveneens in het Olieslagerscontract, toen de gebouwen er in ondergebracht konden worden .
In 1770 kwam Gerrit Kiel in financiële moeilijkheden, maar dertien vrienden en familieleden hadden hem uit de problemen geholpen door de molen en het huis er naast, waarin Gerrit met zijn gezin woonde, voor f. 8350,- te kopen. Hij was er nog wel ingeslaagd 1/12e part terug te kopen, maar de andere aandelen bleven in de rederij tot de brand. De olieslagers Abraham en Pieter Vas behoorden tot deze groep, die ook eigenaar bleek van de lading, die dus verkeerd verzekerd was, waardoor de eigenaren een enorme financiële klap opliepen, aangezien de lading altijd veel meer waard was dan de molen zelf.
Wat was er fout gegaan?
De oplossing van dit vraagstuk is simpel. Gerrit Kiel had verzuimd het Olieslagerscontract in kennis te stellen van de wijzigingen, die zich in het eigendomsrecht van De Vos hadden voorgedaan. In 1770 hadden de nieuwe reders voor wie Kiel als directeur optrad bij notaris S. Jongewaard in Westzaan, de administrateur van de brandverzekering, de verandering van het eigendomsrecht over molen en lading moeten laten registreren.
Toch kon Gerrit Kiel nog rekenen op zijn vrienden. Hij mocht een tuin met hooiberg ten zuiden van de molenwerf behouden. Toen hij in 1781 was overleden verkochten zijn erfgenanen dit lapje grond voor f. 124,- aan Jan Tijsz Kaan, de eigenaar van De Schilp, de aanpalende oliemolen. Het erf van De Vos was in 1772 al voor 7/8e verkocht aan Jan Lely, die er f. 875,- voor betaalde. Uiteindelijk kwam de grond, waarop De Vos had gestaan in bezit van Claas Aalsmeer, eigenaar van oliemolen De Bonte Kraai, die ten noorden van het erf stond .