De Vrijheid was met twee dubbele oliewerken en een enkel werk de grootste oliemolen in de Zaanstreek, maar hij werd in 1742 voor rekening van Jan van Straten als pelmolen gebouwd. Op 18 juli van dat jaar kreeg hij de windbrief.
Al in 1750 0f 1751 werd De Vrijheid omgebouwd tot oliemolen. Er werd toen een enkel oliewerk in opgsteld. Dit kan afgeleid worden uit de verzekering van de lading, die op 8 mei van dat jaar door Vasterd Vas werd afgesloten bij het Olieslagerscontract. Hij verplichtte zich een bedrag van maximaal f. 30,- bij te dragen, indien collega’s brandschade hadden. Indien zijn eigen goederen door brand getroffen werden, zou hij per deelnemer niet meer ontvangen dan f. 30,-. Dit was de premie voor enkele oliemolens.
Vas was de grootste olieslager, die Wormerveer ooit had. Hij werkte uiteindelijk met veertien molens. Uit de verzekeringsgegevens blijkt dat de uitbreiding van de oliewerken in De Vrijheid in 1773 plaats vond. Toen werd op 17 september de premie voor de lading omhoog gebracht naar f. 100,-.
De Vrijheid kende maar weinig verschillende eigenaren. In 1859 kwam de molen in handen van Cornelis Honig uit Koog. Dit was de belangrijkste olieslager uit de Zaanstreek – en dus Nederland – want hij werkte met liefst 21 molens. Zijn zoon Claas volgde hem al spoedig op en in diens firma bleef De Vrijheid tot 1896. Op 11 februari van dat jaar vond een collectieve verlaging van het Olieslagerscontract plaats. De waarde van De Vrijheid werd op f. 3000,-, terwijl de lading voor f. 10.000,- verzekerd werd. Op het hoogte punt in 1876 was deze enorme oliemolen voor f. 10.000,- verzekerd en de lading voor liefst f. 30.000,-.