Dirk Jansz van Geele en Jan Hendriksz Boendermaker kregen op 16 november 1724 de windbrief voor de unieke achtkante bovenkruier houtzaagmolen De Vrijheid aan de Westzanerdijk. Hij was voorzien van twee wagenschotzaagramen en een balkzaagsysteem. Daarmee was De Vrijheid enig in zijn soort. In het hele uitgestrekte Zaanse molenlandschap kwam nooit een soortgenoot voor. Al in 1934 constateerde Pieter Boorsma, toen DE molenkenner bij uitstek in de Zaanstreek, dat de bouwer van deze molen een “kunstenaar moet zijn geweest.” Boorsma ging echter niet dieper in op deze uitzonderlijke molen.
De standplaats, die in de windbrief wordt genoemd, is foutief. De molen stond – zoals uit een aantal andere actes blijkt – aan de Hogendijk in het Westzijderveld in Westzaandam tussen de papiermolens De Walvis en De Walrus, die ook wel De Marsman werd genoemd. Deze molen vloog op 1 augustus 1748 in brand en werd niet herbouwd. De Hogendijk liep vroeger – voor de aanleg van de spoorlijn – verder door naar het westen, waar hij vlak voor Westzaan over ging in de Westzanerdijk.
Op 21 maart 1777 kreeg de landmeter Jacob Oostwoud opdracht van de Gecommitteerde Raden van Holland en West-Vriesland de zeedijken in kaart te brengen. Dit gebeurde na de hoogwatervloeden van 1775 en 1776. Oostwoud registreerde daarop alle erven aan de Hoogendijk en de Westzaner Zeedijk vanaf de Dam in Westzaandam tot Nauerna. Hieruit blijkt de standplaats van De Vrijheid exact. Oostwoud noteerde, dat de molen tussen dijkpaal 22 en dijkpaal 23 stond. Uit de bijgevoegde kaart blijkt dit een erf te op de oostoever van de Watering. De buurman naar het oosten was papiermolen De Walvisch, zoals ook in andere actes werd aangegeven, maar westelijk van De Vrijheid meldde Oostwoud eerst het Kerkeland en dan de lattenzager De Hengelaar van Dirk Noomen.
Jacob Oostwoud voegde ook nog een totaal onbekend gegeven aan zijn registratie toe. Hij meldde tussen paal 22 en 21 ‘het erf van de afgebrande molen De Vrijheid.’
Dat de molen verbrandde werd in geen enkele brandkroniek vermeld. Het jaar, waarin dat gebeurde, is ook niet bekend. Willem Buijs meldde in zijn molenlijst van 1917, dat de brand in 1744 heeft plaats gevonden, maar zijn bron is niet bekend.
In elk geval werden er na dit jaar geen stukken meer aangetroffen, waarin De Vrijheid voorkomt.
Op de plaats, waarin 1724 De Vrijheid werd gebouwd, stond vrijwel zeker eerder De Rob. Dit was aanvankelijk een verfmolen, waarvoor in 1631 de windbrief werd verkregen door Claas Jansz Gijsen. Het molentje werd later omgebouwd tot oliemolen, maar na 1716 was hij verdwenen en in 1722 dook het dijkerf aan de Hogendijk ter hoogte van de Kleine Braak op als het erf van de afgebroken molen De Rob. Net als De Vrijheid twee jaar later werd De Rob belend door De Walrus en De Walvisch, zodat de bovenkruier ongetwijfeld de opvolger van De Rob is geweest.