Achter het Papenpad, even ten zuiden van de Papenpadsloot en ten westen van de Vaart zwaaide de paltrok De Wassende Maan zijn wieken. Daarmee begon hij in 1703 of iets eerder. In elk geval kreeg Willem Hendriksz Cardinaal op 11 januari van dat jaar de windbrief. In de winter van 1725-1726 was de molen eigendom van Willem Gerritsz Son, die als zodanig werd genoemd op de molenlijst, die door drie schaatsenrijders die winter werd samengesteld na een lange rit over de bevroren wateren van de Zaanstreek. Lang hield De Wassende Maan de strijd om het bestaan niet vol, want al op 26 februari 1739 werd hij tijdens een veiling te koop aangeboden, maar de eigenaar vond het bod van f. 710,- niet hoog genoeg en nam de molen terug. Vier jaar later bood sloper Lourens Hooglander op 23 november – ook tijdens een veiling – f. 950 voor de wagenschotzager, maar opnieuw ging de eigenaar niet accoord met dit bod. Dat was een vergissing want op 15 april 1744 kocht Hooglander de molen toch, maar dit keer behoefde hij er maar f. 667:10:- voor te betalen. Met zijn knechts sloopte hij De Wassende Maan. Dat karwei vergde een bedrag van f. 85:01:00. De losse onderdelen, hout en ijzerwerk werden vervolgens weer verkocht en leverden f. 917:11:00, zodat Hooglander op dit kwarwei f. 165:00:00 verdiende . Een kapitaal voor die tijd.