In 1624 werd gestart met de drooglegging van de Wijde Wormer. Er werden dertien watermolens gebouwd, die deze klus moesten klaren. Ze werden allemaal aangegeven op een kaart, die uit het jaar 1626 dateert. Er stond een molengang van drie molens bij de Oosterdwarsweg. Twee waren er aan de Tochtsloot geplaatst en twee gangen van elk drie molens sloegen hun water uit ter hoogte van het latere stoomgemaal.
Zoals gebruikelijk waren het allemaal schepradmolens, maar vermoedelijk hebben ze niet voldaan, want toen er in 1668 een nieuwe kaart van de Wijde Wormer werd gemaakt bleek één molen verdwenen, terwijl de andere molens een andere positie hebben gekregen. De polder werd nu bemalen door drie molengangen van vier molens, zodat het wel duidelijk is dat de gangen van drie molens niet in staat waren al het overtollige water in de ringvaart te brengen. Twee gangen stonden ten zuiden en ten noorden van de Oosterdwarsweg, waarvan één ter hoogte van het latere stoomgemaal en één ten noorden van de Westerdwarsweg.
Op 21 februari 1807 vloog één van de molens in brand, maar hij werd herbouwd. Hetzelfde gebeurde op 2 augustus 1845 en herhaalde zich nogmaals op 25 augustus 1856 en 8 december 1856.
Het bestuur van het Waterschap Wijde Wormer besloot in de tweede helft van de negentiende eeuw tot een modernisering van de molens. Ze werden voorzien van een vijzel, maar uiteindelijk was ook dat niet voldoende en schakelde men in 1879 over op een moderne stoommachine.
Volgens Pieter Boorsma werden toen tien van de twaalf watermolens gesloopt en de twee resterenden omgebouw tot pellers. Maar in elk geval bleef de molengang ten noorden van de Westerdwarsweg aan de Zuiderringvaart nog vier jaar staan.
Dat blijkt uit een advertentie, die E. Graafland, secretaris van het waterschap op 22 augustus 1883 in de Zaanlandsche Courant plaatste. Daarin werd de openbare verkoop van deze vier molens aangekondigd voor 23 augustus 1883 in herberg De Roskam in Purmerend. De koper moest de molens slopen .
En zelfs toen werden niet alle molens aan de man gebracht, want op 16 februari 1884 moest opnieuw een advertentie geplaatst worden voor de verkoop van Watermolen nr. 6 ‘aan de Vierdijkergang nabij de Noorderweg’. De molen werd door het polderbestuur weer ‘ter amotie’ aangeboden .
Van de twee overgebleven molens werd er één voor rekening van Butter verbouwd tot gerstpeller. Deze molen ging op 14 juni 1883 verloren door brand. De andere kreeg de naam Korenbloem en werd vertimmerd in opdracht van Freeling & Ronk. De Korenbloem zou tot 1886 in bedrijf blijven als gerstpeller. Cornelis de Vries Gsz werd toen de nieuwe eigenaar en hij begon er doppen mee te malen. Dat was een brandgevaarlijk werkje en op 15 october 1898 gebeurde dan ook het vrijwel onvermijdelijke. De Rode Haan kwam langs bij de molen, die ten westen van de afrit aan Noorderweg aan de ringsloot stond.
Daarmee was het hoofdstuk van de molens in de Wijde Wormer na 374 jaar definitief afgesloten.