De Windhond, die ten noorden van de Zuidervaldeursloot en ten westen en dichtbij de Weer stond, begon zijn wieken te zwaaien in 1663. Op 5 september had Claes Jansz de windbrief ontvangen. De gegevens uit de begin periode van de molen zijn summier, maar in elk geval verzekerde Gerrit van ’t Hoff Psz de molen op 16 september 1678 tegen brand. Uit de verzekeringsgegevens blijkt ook dat De Windhond een dubbele oliemolen was.
Pas vanaf 1723 is er meer bekend over de opeenvolgende eigenaren. Op 23 mei van dat jaar verzekerde Ruth van der Heyde de lading van de molen voor f. 5000,- tegen brand . Hij werkte samen met zijn broer Dirk, hoewel de molen bij de oprichting van het Olieslagerscontract voor gebouwen op 5 mei 1733 voor 3000 gulden op naam van Ruth werd verzekerd. De lading stond echter op naam van Dirk. Op 21 augustus 1741 verlieten ze met De Windhond het Olieslagersconytract.
Reyer Ven nam op die datum de verzekering van zowel molen als lading over. Hij was dus eigenaar geworden. De oude Reyer bleef eigenaar tot 1764, maar zijn bedrijf bracht hij in 1755 onder in de firma Reyer Ven & Zn, want op 24 juli van dat jaar werd de verzekering van de lading door deze firma overgenomen. De molen bleef steeds privé-bezit.
Als opvolger van Ven kwam Willem Korf in 1764 in bezit van De Windhond, die toen voor f. 3750,- werd verzekerd. Hij overleed in 1799, maar zijn weduwe Guurtje de Vries nam de verzekering over, die in 1782 was opgetrokken tot f. 4500,-.
Nog achtten jaar bleef De Windhond eigendom van Guurtje, die de molen in 1805 wel verhuurde aan Pieter de Vries, waarschijnlijk een broer van haar. Twee jaar later kocht Pieter de molen, waarmee hij in elk geval tot 1817 actief zou blijven. Toen verhoogde hij op 25 januari de verzekering tot 5200 gulden.
De familie De Vries bleef lang in bezit van De Windhond. Vanaf eind 1855 zwaaide Remmert de Vries, een zoon van Pieter, de scepter . Dit waren nog de gouden jaren voor de olieslagerij. De verzekerde waarde van de molen liep op tot 10.000 gulden in 1859. In dat jaar werd de molen verhuurd aan de firma Pieter de Vries & Zn, een zoon van Remmert .
Mr. Douwe Jan van der Goot uit Zaandam kwam in 1870 op de lijst van eigenaren, toen hij de molen voor f. 8500,- in het Olieslagerscontract onderbracht . Een jaar eerder was de molen in veiling gebracht door de erfgenamen van Remmert de Vries . Er was voor de verkoper ook een verplichte overname aan losse goederen voor een bedrag van f. 530,-. Onder toezicht van notaris J. Dozy werden De Windhond en het erf plus een aanpalend stuk weiland apart in veiling gebracht. De olieslagers Klaas en Hendrik Brat brachten met f. 4300,- het hoogste bod uit. Het erf werd door Adriaan Prins voor f. 2910,- gekocht, maar hij verklaarde dat hij dit in opdracht van mr. Douwe Jan van der Goot, die ook als makelaar actief was, had gedaan.
Het erf van De Windhond was via een mondelinge overeenkomst voor f. 100,- verhuurd aan Gerrit Post Gsz uit Zaandam, die er ongetwijfeld gebruik van maakte om er wat vee te weiden. deze huurovereenkomst moest worden gerespecteerd tot het einde van het jaar.
Waarschijnlijk heeft Van der Goot de molen korte tijd later onderhands gekocht, want de verzekering van de molen werd in 1870 op zijn naam afgesloten. Maar in 1878 zou de molen toch weer in handen komen van een Brat . Op 21 september van dat jaar kocht Gerrit Hendrik Brat de molen voor f. 4450,- van Van der Goot, terwijl hij ook f. 900,- betaalde voor de in de molen aanwezige losse gereedschappen en goederen. Gerrit Brat bleef actief met De Windhond tot 1889, toen de slopers een einde aan het bestaan van de inmiddels 226 jaar oude molen maakten.