Van de paltrok De Witte Roos is de juiste standplaats nimmer gevonden. De molen, die ook naar de merkwaardige bijnaam De Huilebalk luisterde, stond in de omgeving van het Noorderkerkpad, de huidige Parkstraat achter de Bullekerk.
Pieter Boorsma trof hem voor het eerst aan in de verpondingslijst van 1731 – een belastingregister voor onroerend goed – en vermoedde dat er wagenschot meegezaagd werd. De molen stond in elk geval vijf jaar eerder al in het Westzijderveld. Drie schaatsenrijders noteerden hem op hun molenlijst, die ze tijdens hun toch aanlegden. Ze registreerden De Huijlebalk als wagenschotzager. Eigenaar was Claas Jansz Eddes.
Op 23 mei 1735 stond De Witte Roos op naam van Eddes’ zoon Hendrik, die niet lang met de molen zou werken. Cornelis Abrahamsz Prins nam de verzekering op 19 november 1738 over. Ook toen was de verzekerde som f. 1000,- . In 1741 kwam Prins nog tweemaal voor in de verzekeringsregisters. De Witte Roos bleef actief tot 1752. Toen was hij uitgebloeid en maakten slopers korte metten met hem.