Ook de Witte Ster of Haas, wegens zijn buitenmodel kap ook wel Tobbe genoemd, is van vroeger datum dan werd aangenomen. Op 8 februari 1680 kocht Claes Claesz Haes deze wagenschotzager voor f. 1665,- van Jan Jacobsz Mens. Daarmee is gelijk de tweede naam van de molen verklaard. Er werd een bijzondere clausule in het contract opgenomen. De verkoop vond plaats “onder conditie dat de sloot westaen bij Jelis Pietersz molen zoo wijt en diep sal mogen uyt het land van de verkoper gemaakt worden, dat hij met een geladen damschuyt aen en van voorszegde molen door deselve sloot op zijn eigen kan varen.’ De molen van Jelis Pietersz was de bovenkruier zaagmolen De Rode Leeuw of Eklips .
De Haas bleef lang eigenaar van deze molen. In de winter van 1726 werd hij nog genoemd als baas van De Star, zoals De Witte Ster in de volksmond heette, door drie schaatsenrijders, die een lange lijst van molens en hun eigenaren samenstelden tijdens een tochtje door de Zaanstreek.
Er zijn maar weinig gegevens in de verzekeringsregisters over deze molen. Alleen Walraven Rot werd genoemd, toen hij De Witte Ster op 5 november 1757 voor f. 900,- onderbracht in een brandcontract . Drie jaar later verkocht hij de molen aan Pieter en Jan Rot, vermoedelijk twee zoons, die er 850 gulden voor moesten betalen . De Witte Ster stond op de schaatsenrijderslijst als ‘greenen palsrock’, wat wil zeggen dat er grenen hout mee werd gezaagd. Daarom stond hij ook maar voor f. 3,- in de windpacht, de jaarlijkse belasting, die voor de molen moest worden betaald.
Volgens Boorsma stond de paltrok De Witte Ster aan de Vaart ten westen van de spoorweg in het Westzijderveld bij Zaandam, maar de Vaart lag oostelijk van de spoorweg. De juiste standplaats was ten westen van de spoorweg en ten zuidoosten van de fabriek De Tijdgeest .
In 1859 werd De Witte Ster volgens Boorsma van wagenschotzager omgebouwd tot balkzager. Maar op 21 januari 1869 verzekerde Martinus Kamphuys Jsz. de molen nog steeds als wagenschotzager. De molen werd voor f. 5200,- tegen brand verzekerd, de wagenschotschuur , die ten oosten van de molen stond, voor f. 800,-, de houttuin ten oosten van de molen voor f. 600,- en de andere houttuin, die ten zuiden van de molen lag voor f. 400,- Het totale complex werd dus voor f. 7000,- verzekerd. Dit gebeurde in het zgn. Papiermakerscontract. De verzekering trad op 31 januari van dat jaar in werking en tot de sloopdatum in 1880 werden er geen wijzigingen aan het brandcontract gemeld.
Het bedrijf ging ook met De Roode Wildeman werken. Dit was een paltrok aan de Hoogendijk, ten westen van de spoorweg, waar hij in elk geval al vanaf 8 maart 1668 stond. Toen verkocht Lubbert Louwrusz uit Zaandam de ‘balksaager Roo Wildeman’ voor f. 2300,- aan IJsbrandt Arentsz. Daarmee is de vroegste datum, waarop deze molen werd aangetroffen met maar liefst 61 jaar opgeschoven! De Roode Wildeman werd met ingang van 1 juli 1869 verzekerd voor een bedrag van f. 6500,-. De drie schuren werden voor f. 400,-, f. 700,- en f. 400,- verzekerd. In totaal dus f. 8000,-. De Roode Wildeman kreeg in de brief, waarin de verzekering werd aangevraagd, de speciale vermelding, dat er grenen-en vurenhout mee gezaagd werd . Uit de bewaard gebleven correspondentie van het Papiermakerscontract blijkt ook wanneer de molen werd gesloopt. Op 29 augustus 1879 liet Kamphuys de molen uit het Papiermakerscontract royeren, ‘omdat de molen ter sloping was verkocht.’
Op de afbeelding: Kaart van Westzaandam, anno 1880.