De Witte Zwaan stond aan weg en Zaan in Westzaandam, iets ten noorden van de huidige Frans Halsstraat. Claes Pietersz Gijsen kreeg op 14 mei 1649 de windbrief voor deze oliemolen.
Machteldje Honig, de echtgenote van de Koger olieslager Cornelis Smit Gsz, werd op 7 februari 1871 als eigenaresse van De Witte Zwaan aangemeld bij het hypotheekregister in Haarlem. Haar man was ook olieslager met De Reus in Koog. Deze molen stond tegenover de huidige Machinistenstraat.
Een verwoestende storm richtte op 7 februari 1881 grote schade aan. Beiden roeden van De Witte Zwaan en de askop werden afgerukt. “Een groot deel van de roeden viel in de Zaan,” meldde het Zaanlandsch Nieuws-en Advertentieblad op 11 februari. “Maar een ander deel kwam op het huis van de weduwe Brinkman terecht, waardoor het dak tamelijke schade opliep.”
Bovendien plofte een derde deel van de roeden in het weiland bij het pas gebouwde viaduct voor de spoorweg Zaandam – Purmerend. Er deden zich geen persoonlijke ongelukken voor, maar de schade was groot. De Witte Zwaan was trouwens niet de enige molen die getroffen werd. Ook de balkenzager De Gekroonde Liefde of Plutspot in het Westzijderveld en de oliemolen De Zon aan de Kalverringdijk tegenover Zaandijk verloren een roed .
Cornelis Smit zag al niet veel meer in windmolens. Op 1 april van dat jaar kondigde hij aan dat hij in Koog een stoomoliemolen van 20 pk zou laten bouwen door de aannemer H. Sombroek . De volgende stap was de aankondiging van de veiling van De Witte Zwaan. Dit gebeurde op 15 april, maar makelaar J. Walch, die de verkoop moest regelen, moest de molen op 5000 gulden laten ophouden. Er was ook nog 800 gulden overneming van losse goederen gemoeid met deze veiling, terwijl het aanpalende graan-en zaadpakhuis De Gebroeders eveneens in de aanbieding kwam. Dit pakhuis werd ook niet verkocht. Walch liet de prijs niet onder de 1500 gulden dalen.
Als bijzondere bepaling was bij deze verkoop vastgelegd, dat de koper het recht had de as en de roeden van de oliemolen De Reus voor f. 450,- over te nemen. Hij had dan wel de verplichting, die as en roeden voor zijn rekening en voor 1 mei uit te halen. Uiteraard konden deze as en roeden weer gebruikt worden om De Witte Zwaan op te lappen. De Reus moest plaatsmaken voor de stoomoliefabriek van Smit.
Bovendien diende de koper van De Witte Zwaan het contract met Pieter Bakker Jacobsz te respecteren. Deze veerman had het recht mensen, die hij met zijn schuitje over de Zaan naar de Oostzijde moest brengen, gratis over het erf van de molen te laten lopen. Daar betaalde hij f. 2,50 per jaar voor .
Maar de molen werd dus niet verkocht tijdens deze veiling. Toch raakte het echtpaar Smit De Witte Zwaan al snel onderhands kwijt. Koper was Adriaan Honig uit Koog aan de Zaan, de eigenaar van Het Pink.
Op 11 juni 1881 bogen de gecommitteerden van het Olieslagerscontract zich over een verzoek van de nieuwe eigenaar alleen de lading van de molen drie maanden te mogen verzekeren. Niet-werkende fabrieken konden eigenlijk niet verzekerd worden, maar Honig wilde de schuren wel als pakhuis blijven gebruiken.
Hij vroeg drie maanden respijt “om me te beraden over een plan om de molen wellicht door een stoomoliefabriek te vervangen.”
Deze tijd werd hem gegund, waarop de verzekering van de lading met terugwerkende kracht op 29 april inging. Honig slaagde er niet in zijn plannen rond te krijgen .
Hij liet de molen weer als windmolen inrichtten, maar tien jaar later was het toch gedaan met De Witte Zwaan. Op 27 april 1888 meldde Adriaan Honig aan de gecommitteerden dat de molen De Witte Zwaan tijdelijk uit de verzekering moest in verband met verbouwing tot stoom-olieslagerij. Een half jaar later was deze verbouwing gereed en met ingang van 1 november werd de stoomolieslagerij onder de naam Het Hart weer opgenomen in de brandverzekering. De fabriek werd voor f. 30.000,- verzekerd en de lading voor f. 40.000,- .