Op 9 augustus 1627 werd de windbrief voor de zaagmolen van Cornelis Pietersz uitgegeven. Deze bouwde de molen op zijn eigen erf, dat ten oosten werd belend door Claes Pietersz Ghijsen en ten noorden door Jacob Claasz Noomen. Pietersz moest een windrecht van 3 pond Vlaamse groten of drie gulden per jaar betalen, waarvoor op 20 april 1628 een verbandacte werd opgemaakt.
Over het type van deze molen is niets bekend, maar moet kleiner geweest zijn dan de bovenkruier De Grauwe Beer, die in 1614 werd gebouwd. De eigenaren van deze molen moest 4 pond per jaar aan windrecht betalen . Vermoedelijk was de molen van Cornelis Pietersz een paltrok.
In Duizend Zaanse Molens van Pieter Boorsma komt deze zaagmolen niet voor.
Over de standplaats is wel wat meer bekend, omdat Jacob Claasz Nomen en Claes Pietersz Ghijsen ook moleneigenaren waren. De laatste is bekend als eerste eigenaar van de oliemolen De Witte Zwaan, die aan weg en Zaan stond even ten zuiden van het huidige spoorwegviaduct. Ghijsen kreeg de windbrief op 14 mei 1649. De naam van Jacob Claesz Noomen komt voor op een kaart van 1629. Zijn molen stond op een erf, waar nu het gebouw van de Kamer van Koophandel en Fabrieken staat net ten noorden van de Prins Bernhardbrug.
De zaagmolen van Cornelis Pietersz, die dus twee jaar eerder werd gebouwd, staat niet op deze kaart. Dat duidt er op dat de molen niet aan de Zaan, maar in het veld stond. Alle aangegeven erven in het kaartboek lagen namelijk aan de Zaan.
Uit deze gegevens valt in elk geval af te leiden dat de molen van Cornelis Pietersz in het noorden van de zogenaamde Molenbuurt stond. Buiten de registratie in het transportregister van de Ambachtsheerlijkheid Westzaanen is er geen enkele aantekening over de molen gevonden.
Zaagmolen Cornelis Pietersz
Type molen: zaagmolen type onbekend
Plaats: Westzaandam
Bouwjaar: 1627