Jan Dirksz Calff uit Westzaandam ontving op 2 december 1614 een windbrief om een ‘moolentgen te stellen op de westzijde van de Saandijck om met een krek vierenbalcken te saagen’. Hij zaagde dus vurenhouten balken. Schout en schepenen van de Ambachtsheerlijkheid Westzaanen registreerden deze molen op 31 december in hun Transportregisters en bepaalden, dat Calff jaarlijks met Kerstmis – te beginnen in 1615 – een windrecht van 3 pond Vlaamse Groten moest betalen. Dit stond gelijk aan f. 3,- . Waar de molen van Calff werd gebouwd en wat voor type het was is onbekend. Vermoedelijk ging het niet om een bovenkruier. Daarvoor was het windgeld te laag. De standplaats was ongetwijfeld Westzaandam, waar Calff vandaan kwam. De later zo bekende Molenbuurt was nog in volle ontwikkeling en lege erven waren er genoeg aan de Zaan. Hoewel de Saandijck in de acte wordt vermeld, gaat hier niet om het dorp, maar om het kale stuk dijk tussen de toen nog geringe bebouwing tussen Zaandam en Koog aan de Zaan.