In 1629 stond tegenover het Blauwe Arendspad in Zaandam een zaagmolen aan de Zaan. Eigenaar was Pieter Ghijsen, die vooral bekend was als scheepsbouwer. Deze molen werd vermeldt op een kaart, die in dat jaar werd gemaakt. Aan de hand van deze kaart maakte Pieter Boorsma een molenlijst, die hij in bijlage 1 van zijn standaardwerk Duizend Zaanse Molens publiceerde.
Op de kaart stond de molen ten noorden van de Mientensluis. Deze sluis werd zes jaar later vervangen door de Mallegatsluis, die iets noordelijker kwam te liggen.
Boorsma vermeldde in de zeer korte beschrijving van de molen dat het om de bovenkruier De Dickert ging. Dit is echter een vergissing. In zijn beschrijving van De Dickert concludeert Boorsma zelf al dat de molen pas op 12 mei 1672 in de stukken opduikt. Weliswaar is hij dan ook in het bezit van de familie Ghijsen, maar van De Dickert werd de verbandacte gevonden.
Op 22 oktober 1664 werd het windrecht voor de zaagmolen De Dicker verstrekt aan Jan Dircksz Dicker, waarmee gelijk de naam van de molen werd verklaard . Dicker woonde volgens de acte overigens aan het Zuideinde in Westzaan en hij bouwde zijn molen in Koog ‘op eigen grond.’
Het kan dus onmogelijk juist zijn dat De Dickert in 1629 al op zijn erf stond. De zaagmolen van Pieter Ghijsen moet dus een andere molen zijn geweest.
De scheepsbouwer was er in 1635 nog steeds eigenaar van. Dat blijkt uit het ‘Caartboek van de Langte en Breete der erven, werven en landen, liggende aan de Westzijde van de Zaen in de banne van Westzane.’
Deze kaart werd gemaakt door de landmeters Jan Jansz Backer en Dirck Taemesz van der Does en gemeten met de hontsbosse maet op last van Appolonius Schotte en Leonardi Casembroot, raeden van de Hooge Raede in Hollandt en de dijkgraaf en hoogheemraden van de uitwatrerende sluizen van Kennemerlandt en West-Friesland .