In Jisp heeft één houtzaagmolen gestaan. Op 26 november 1611 ontving Adam Willemsz, ‘wonende tot Gisp’ de windbrief. Hierin wordt ook de standplaats omschreven: “…te kennen gevende hoe dat sij souden stellen een houtsagersmolenken in ’t Westeijnde van Gisp voirsz op een stuckgen lants gelegen op ’t Zwette daar men bij moet varen ende also sij.”
De omschrijving is weliswaar summier, maar geeft in elk geval aan dat het molentje op een eilandje in het Zwet werd gebouwd. Jan Klopper preciseerde de standplaats verder aan de hand van de kaart van de zeventiende eeuwse landmeter Lucas Sink, die de molen op het landje met de naam Bogaard, nu bekend als het surflandje, plaatste. Er werd een erfpacht van 3 pond en 10 schellingen vastgesteld, die telkens met Kerstmis moest worden voldaan aan de rentmeester van de Graaflijke Rekenkamer van Holland. Als bijzondere bepaling werd vastgelegd: “onder expresse voorwaerden soo wanneer ’t voors Molenken ’t eenigen tijden vergroot sal werden, dat in sulcken gevalle desen erfpacht mede sal comen te cesseren of te verhoocht werden”
Ook werd vastgelegd dat bij verkoop, ruiling of indien men afstand van de rechten op de molen deed, wat bij erflatingen kon gebeuren, indien er grote schulden waren, de Rekenkamer het recht van naasting en het recht van koop had. Beide bepalingen zijn uiterst zeldzaam .
De molen heeft in elk geval tot 29 april 1645 bestaan. Toen werd door Maerten Pietersz. een half part in de molen gekocht voor f. 650,- .