De Zaaier stond op het Westerkattegat – het eiland in de Voorzaan – waar deze paltrok balkenzager buitendijks werd gebouwd. Dat blijkt uit een inschrijving in het transportregister van de Banne Oostzaan van 21 mei 1688, waarin werd vermeld ‘buiten ’t Westerkattegat, belend ten oosten door Jacob Cornelisz Blauw en ten westen door de gemene dijck’
Dat wil zeggen dat de molen ten oosten van het land van Blauw lag en ten westen van de dijk. Waar De Zaaier precies stond is niet duidelijk.
Door de vondst van deze acte is de levensduur van de molen met tien jaar vervroegd. Boorsma trof hem voor het eerst aan in een acte van 22 janauri 1698.
In 1688 was de molen van Willem Willemsz Fijn die hem toen voor 800 gulden aan zijn broer Dirk Willems Heyn verkocht . De verschillende achternamen van de broers duidden op een typisch Zaans verschijnsel, waarbij familienamen vaak gegeven werden om uitstervende familietakken te eren.
In 1721 was De Zaaier nog steeds in bezit van de familie Heyn. Jan Dirksz Heyn verzekerde de molen toen voor f. 1200,- .
De molen zou stand houden tot 1743 toen hij als één van de vele slachtoffers van de houtcrisis gesloopt werd. Gerrit Ariansz Koomen had de molen op 2 juni 1735 in eigendom en verzekerde hem toen tegen brand.