De Zoeker, aan de Zoekersloot, werd door de schouwers van het Olieslagerscontract op 1 juni 1867 gerapporteerd. De molen van burgemeester Dirk Vis had op de stelling slechts vier touwen of kettingen, terwijl er vijf waren voorgeschreven. Met deze touwen of kettingen kon de molen worden vastgezet. De mededeling werd voor kennisgeving aangenomen, omdat na grondige bestudering van de stukken bleek, dat men op 2 juni 1860 wel een besluit had genomen over het aantal kettingen of touwen dat aanwezig moest zijn, maar men vergeten had dit in het reglement op te nemen.
Dit verzuim zou alsnog goed gemaakt worden. De maatregel zou in een circulaire bekend gemaakt worden aan alle deelnemers aan het Olieslagerscontract, zodat deze ook in de molens kon worden opgehangen .
Met De Zoeker werden in een later stadium ook krijt en specerijen gemalen. Op 17 september 1910 werd de molen in veiling gebracht samen met de verf en stopverfmolen De Windhond of Dunbil aan de Kalverringdijk ten noorden van De Ooievaar. De Zoeker was toen al uitgerust met een machinekamer met drijfwerk, “zodat hij verstelbaar was op stoomkracht.” Belangstelling voor de molens was er niet. De Windhond werd op f. 4450,- opgehouden. De Zoeker op f. 3225,-. Ze werden niet verkocht .
De molen werd op 26 maart 1925 getroffen door een windhoos, wat de aanleiding zou worden tot de oprichting van de vereniging De Zaansche Molen. Op 2 augustus 1968 werd De Zoeker verplaatst naar de Zaanse Schans, waar hij op het erf van de vroegere oliemolen De Wind kwam te staan.
De molen werd al in 1676 in Zaandijk gebouwd. Op 27 april van dat jaar kreeg Claas Pietersz Baes de windbrief.