Claes Jacobsz Knol was de eerst bekende eigenaar van de bovenkruier balkenzager De Zwarte Bruinvisch. Op 16 oktober 1683 verzekerde hij de molen voor f. 1000,- tegen brandschade. Waarschijnlijk was Knol ook de bouwer van de molen, want De Bruinvisch stond in de volksmond bekend als De Knol. De eigenlijke naam werd bijna nooit gebruikt.
Pieter Boorsma geeft nog een andere verklaring voor deze bijnaam, want ‘knol’ was in het Zaanse dialect ook de aanduiding van een jonge en dus kleine karper. En De Zwarte Bruinvisch was geen grote molen onder zijn soortgenoten, want de meeste bovenkruiers werden aan het einde van de zeventiende eeuw voor f. 2000,- in de brandcontracten opgenomen.
Op 6 januari 1757 werden er wat gegevens over de werkelijke gedaante van De Knol vastgelegd. Claes Jorisz Haring en IJsbrant Coning presenteerden toen ‘een hechte, sterke zeskante balksaagersmoolen, genaemt De Zwarte Bruinvisch.’
De molen stond aan de zuidzijde van het Mr. Cornelispad en ten oosten en aan de Vaart. De wipzager De Gebroeders stond pal naast hem . Voor de molen moest een jaarlijkse windpacht van drie gulden betaald worden.
IJsbrant Coning – later ook als Koning geschreven – kocht de molen voor f. 1800,-. Omdat hij eigenaar van de helft was, hoefde hij slechts 900 gulden te betalen. De veiling duidt er op dat er onenigheid was over de waarde van de molen. Dit was ook logisch, want De Zwarte Bruinvisch stond in de verzekering op f. 1600,-. Voor dat bedrag had Jan Haring de molen op 13 juni 1733 al verzekerd . Tijdens de openbare verkoop werd de werkelijke waarde uiteraard haarscherp vastgesteld. Koning had dit houtzagersbedrijf dus eerst samen met Haring gedreven, maar ging alleen verder .
Hij stamde uit een oud-houtkopersgeslacht. Zijn vader werkte al vanaf 1723 met De Walrot of Rot, die aan weg en Zaan stond op het erf van de latere oliefactor Pieter Bon . Dit lag ter hoogte van de Frans Halsstraat. IJsbrant zelf zwaaide vanaf 1748 de scepter over deze molen . Tot 4 juli 1805 bleef de familie Koning met De Walrot, die in 1812 naar IJlst verplaatst zou worden, werken. IJsbrant’s zoon Jan nam toen de honneurs waar. Deze Jan Koning nam op 23 januari 1768 ook het eigendom van De Zwarte Bruinvisch van zijn vader over. Hij verzekerde de molen die dag voor f. 1500,- en bleef er mee actief tot 29 oktober 1777, toen hij de molen uit het contract liet royeren .
Net als De Walrot zou De Zwarte Bruinvisch de Zaanstreek verlaten. Nadat de zeskante zager op 20 september 1842 door brand volledig werd verwoest, werd op het erf een nieuwe achtkante zaagmolen gebouwd. Deze bleef dertig jaar in functie. De familie Walch werkte toen met de molen. Op 13 september 1859 namen Cornelis en Jan Walch als erfgenamen van hun vader Hendrik de directie over. De molen werd toen voor f. 8000,- verzekerd.
Hendrik Walch was ook eigenaar van de Oostzaandamse pelmolen De Boerenjonker en een stijfselmakerij, waarvoor De Boerenjonker uiteraard werkte .
In 1872 werd de molen gesloopt en naar Ureterp in Friesland overgebracht. Op het lege erf werd een stoomzagerij gebouwd voor rekening van Gerrit Kamphuys, maar deze zagerij, die de naam van de oude molen had gekregen, ging op 17 augustus 1874 in vlammen op.
Kamphuys liet in het verlengde van het Papenpad even ten westen van de spoorlijn en ten noorden van paltrok De Held Jozua, dus op een ander erf, een nieuwe stoomzagerij bouwen, die ook weer De Zwarte Bruinvisch werd genoemd. Dit bedrijf was op 8 maart 1875 weer in werking. Die dag verzekerde Kamphuys zijn nieuwe bedrijf voor f. 36.500,- via het Zaandamse assurantiekantoor W. van Orden . Hij was ook eigenaar van de paltrok De Ladder Jacobs in het Zaandamse Westzijderveld. De nieuwe zagerij was ondergebracht in een houten pand, dat op 2 augustus 1912 ook in vlammen opging. Eigenaar NV Stoomzagerij en houthandel v.h G. Kamphuys & Zn en Th. van Loosbroek & Zn liet toen een nieuw stenen pand bouwen. Kamphuijs & Loosbroek zaagde aanvankelijk vooral balken uit Skandinavië en Rusland en importeerde later ook gezaagd naaldhout uit die landen. In de jaren zestig verhuisde het bedrijf uit het Westzijderveld naar de Achtersluispolder in Zaandam, waar het een toonaangevende importeur van gezaagd naaldhout werd .
De windmolen staat nog steeds in het Friese Ureterp, waar hij als meelmolen werd ingezet. T.S. Reindersma had De Bruinvisch laten herbouwen aan de Mounestrjitte. In de volksmond heette de molen al snel De Moune en dat bleef zo tot de dag van vandaag. Reindersme werd in 1910 opgevolgd door R.R. van der Leest, die op zijn beurt in 1924 als molenaar stopte. Zijn schoonzoon J.J. Bouma zette het bedrijf voort. Maar dat gebeurde vanaf 1925 gemotoriseerd. De molen werd toen na een roedbreuk onttakeld.
Pogingen tot herstel door de vereniging De Hollandsche Molen strandden omstreeks 1940 wegens gebrek aan geld. De restauratie werd op f. 5900,- geschat en de vereniging kon niet meer dan 100 gulden bijdragen.
In 1950 volgde verdere ontluistering, toen het molenlijf van het onderachtkant werd gehaald. De restanten staan nog steeds in Ureterp en molenvrienden werden er aan om De Zwarte Bruinvisch ooit weer in zijn oude glorie te herstellen.