De Zwarte Leeuw zwaaide zijn wieken ten noorden van het Otterspad en aan de oostzijde van de Vaart. In 1692 werd de molen tegen brand verzekerd, maar al op 13 februari 1670 kocht houtkoper Poulus Cornelisz uit Zaandam de molen voor f. 1700,- van Aafje Jochems, de weduwe van Pieter Maartensz Nomen. Voor losse goeden betaalde Cornelisz nog eens f. 570,-. Dat was een derde part. De molen stond op gehuurd land van Claas Huybertsz .
Pieter Boorsma kwam hem later nog tegen in een hypotheek-acte, die op 29 mei 1726 werd afgesloten. Drie schaatsenrijders noteerden De Zwarte Leeuw in de winter van 1726 op naam van Walig Poulusz Huysman. Zij legden tijdens een rit door de Zaanstreek alle molens en de namen van hun eigenaren vast. Alleen al in Westzaandam noteerden zij 110 paltrokken. De Zwarte Leeuw stond vijf jaar later op naam van Poulus Cornelisz Huysman, waarvan op 14 november 1731 de boedelscheiding werd geregeld. De molen werd toen getaxeerd op f. 1600,-.
Zoals zo veel houtzagers overleefde ook De Zwarte Leeuw de recessie in het midden van de achttiende eeuw niet. Jacob Smit liet de molen op 10 januari 1754 veilen ‘om van het erf af te halen.’ De belangstelling was gering, maar Claas Topas mijnde in de afslag toch nog op f. 380,-.
Op 11 maart 1756 was de molen gesloopt. Die dag vermeldde de staat van inventaris van de rijke houtkoper Meijndert Arentsz Bloem ‘een stuk land daar moolen De Swarte Leeuw op heeft gestaan tot Westzaandam aan de Vaart.’ De Zwarte Leeuw heeft daar dus in elk geval 86 jaar gestaan en vermoedelijk langer, omdat het stichtingsjaar nimmer is gevonden..